Het papieren Zilverfonds
Het Zilverfonds is een pensioen om in te bijten. Het is een collectieve appel voor de dorst waarvoor geen euro meer betaald moet worden. Dat sappige nieuws stond zwart op wit in een krantenadvertentie te lezen. Via dat Zilverfonds wil de overheid miljarden sparen om de pensioenen betaalbaar te houden. Tenminste, dat wil de regering de bezorgde burgers laten geloven. Maar zal het Zilverfonds in werkelijkheid iets bijdragen aan de financiering van de vergrijzing? Volgens zijn pleitbezorgers is het Zilverfonds een spaarpotje waarmee de regering de vergrijzing van de bevolking financiert. Vanaf 2010 neemt het aantal gepensioneerden in verhouding tot het aantal werkenden snel toe. Door nu jaarlijks een aantal miljoenen euro in het fonds te stoppen, blijven de wettelijke pensioenen betaalbaar. Dit jaar is al 620 miljoen euro toegewezen, de opbrengsten uit de veiling van de UMTS-licenties en uit de goudverkoop. In 2020 zou in het fonds al aanhet spraakmakende bedrag van 85 miljard euro zitten of een tegenwaarde van 16,6 procent van het BBP.Het klinkt daadkrachtig en getuigt van vooruitziendheid. Nu de spaarpot vullen, zodat we straks niet in de financiële problemen komen. Maar in werkelijkheid zou het Zilverfonds iets heel anders kunnen zijn dan onze politici willen doen geloven. Het Zilverfonds is sowieso een papieren fonds, dat is niet het probleem. Wel problematisch is dat misschien helemaal niet bijkomend gespaard wordt door het Zilverfonds. Bovendien is het maar de vraag of dit - niet-bestaande - fonds ooit voor de financiering van de wettelijke pensioenen wordt gebruikt. Het enige wat er gebeurt als de regering een miljard euro in het Zilverfonds stort, is dat de federale minister van Financiën, Didier Reynders, een briefje schrijft met daarop: Nog te betalen aan het Zilverfonds: 1 miljard euro. Dat betekent dat de 620 miljoen euro die de regering dit jaar in het fonds stort, direct weer door de regering wordt teruggeleend. En omdat al het vermogen van het Zilverfonds eigendom is van de overheid, leent de regering op die manier geld van zichzelf. Als de 65-plussers in 2020 het Zilverfonds-spaarvarken stuk slaan, vinden zij daarin geen bankbiljetten, goudstaven of aandelen ter waarde van 85 miljard euro. Tussen de scherven liggen slechts schuldbekentenissen van de Belgische staat aan zichzelf. Wie dan minister van Financiën is, zal de tegenwaarde van die schuldpapieren op dat moment op de begroting moeten zien te vinden. Bijvoorbeeld door te bezuinigen, de belastingen of socialezekerheidsbijdragen te verhogen, of geld te lenen op de kapitaalmarkt, dus de overheidsschuld te vergroten. Zo beschouwd is het Zilverfonds weinig meer dan een poging van de regering om ver over haar graf heen te regeren. Met iedere euro die de regering in het fonds stort, probeert zij toekomstige regeringen de morele verplichting op te leggen om op zoek te gaan naar een extra euro voor de financiering van de wettelijke pensioenen. De vraag is of de dan de dienst uitmakende ministers zich ook maar iets zullen aantrekken van de beloftes die met het Zilverfonds zijn gedaan. Maar het Zilverfonds hoeft geen volksverlakkerij te zijn. De virtuele stortingen in het virtuele Zilverfonds kunnen via een omweg een bijdrage leveren aan het betaalbaar houden van de vergrijzing. Het fonds kan nu zorgen voor een bijkomende aflossing van de overheidsschuld, waardoor de overheid in de komende decennia weer makkelijker kan ontlenen voor de wettelijke pensioenen. Wanneer de aan het fonds toegewezen middelen volledig belegd worden in bestaande overheidsobligaties, is iedere storting in het fonds in feite een aflossing van de overheidsschuld. Het direct aflossen van de overheidsschuld of het storten in het Zilverfonds kunnen dus op hetzelfde neerkomen. Om te weten of het Zilverfonds bijdraagt aan de betaalbaarheid van de wettelijke pensioenen, is dus maar één vraag belangrijk: gaat het om een bijkomende aflossing van de overheidsschuld of wordt het geld voor een andere bestemming gebruikt? Wie die vraag wil beantwoorden, moet in het hoofd van de minister van Begroting kunnen kijken. Lost hij via het fonds extra overheidsschuld af, of laat hij het geld even een tussenlanding maken bij het fonds? Dat niet gekozen wordt voor een rechtstreekse aflossing van de overheidsschuld maar voor de omslachtige omweg van het Zilverfonds zou als voordeel hebben een bijkomende schuldreductie psychologisch aanvaarbaar te maken. Het risico is evenwel dat het Zilverfonds uitdraait op een pure cosmetische operatie waarbij het geld twee keer uitgegeven wordt. De voor het Zilverfonds bestemde middelen kunnen immers net zo goed gebruikt worden om overheidsuitgaven te financieren of ruimte te creëren voor belastingverlagingen dan wel de overheidsschuld af te lossen. Een betere barometer dan het Zilverfonds voor de betaalbaarheid van de vergrijzingskosten is dan ook de overheidsschuld. Daalt de overheidsschuld voldoende snel, dan heeft de regering ruimte gemaakt om in de komende decennia geld voor de pensioenen bij te lenen. Daalt de schuld niet in voldoende mate, dan heeft de regering te weinig gedaan om de vergrijzing betaalbaar te maken Het maakt daarbij niet uit of het papieren vermogen van het Zilverfonds 10 dan wel 100 miljard euro bedraagt. Koen ALGOED De auteur is verbonden aan de BBL Studiedienst