Advertentie
Advertentie

Het poldermodel voorbij

De Vlaamse werkloosheid is voor het eerst in vijf jaar weer gestegen. Het aantal werkzoekenden nam in één jaar tijd toe met 13.405 of 7,6 procent tot 189.917. Dat is hard nieuws voor een regio die zich de laatste jaren heeft gewenteld in de euforie van de technologieboom. Het lijkt wel of het debacle van L&H de voorbode was voor de val na de hoogmoed, waar een eminence grise uit de oude Waalse industrie, Philippe Bodson, de kastanjes uit het vuur moest komen halen. Niet dat het met Wallonië plots allemaal zo denderend goed loopt, niet dat Bodson plots de deus ex machina is geworden voor het zieltogende spraaktechnologiebedrijf. Maar het noopt wel tot bescheidenheid. Uit een analyse van de cijfers blijkt dat de stijging vooral te wijten is aan een toename onder uitzendkrachten, schoolverlaters en vrouwen. Vooral de interim-arbeid leidt steeds meer tot werkloosheid. Bedrijven zagen tijdelijke arbeid blijkbaar als een ideaal middel om vacatures snel en efficiënt in te vullen. De vaste baan gaat eraan, verkondigden internationaal gerenommeerde arbeidsmarktgoeroes, zoals Charles Handy en William Bridges, enkele jaren geleden nog. Mensen zouden voortaan van het ene project naar de andere job hoppen en hun eigen ik-NV runnen. Nu blijken de uitzendkrachten het eerst in de klappen delen en is een vaste job meer dan ooit gegeerd.Het doet onwillekeurig terugdenken aan twee jaar geleden, toen Nederland nog geroemd werd voor het poldermodel, met een uitzonderlijk lage werkloosheid. De politici die vandaag de dienst uitmaken in de paars-groene federale en Vlaamse regering - vooral de blauwe regeringspartners - keken graag op naar onze noorderburen voor die wonderlijke banengroei. Ze vonden er zelfs de term actieve welvaartsstaat voor uit, in navolging ook van Tony Blairs Derde Weg. Als de loonkosten maar lager zouden liggen, zou de tewerkstellingsgraad vanzelf omhoog schieten, net zoals in Nederland.Maar die wonderlijke arbeidsconjunctuur was grotendeels gebouwd op de vrij zwakke ondergrond van deeltijdse en tijdelijke arbeid. Elk job, hoe beperkt in tijd en statuut ook, werd geteld als volwaardig. De lage werkloosheid was er, net zoals in Groot-Brittannië, niet gestoeld op voltijdse jobs van onbepaalde duur. Daarom was de bewondering voor het poldermodel achteraf lang niet terecht. In Vlaanderen en België waren er op dat ogenblik mensen op een veel duurzamere manier aan de slag. Onrechtstreeks is dat zelfs een van de redenen waarom het autoconstructeurs vandaag zo zwaar valt om snel wat collectieve afvloeiingen te organiseren. Maar inderdaad, in navolging van Nederland, deden de uitzendkantoren de voorbije jaren gouden zaken. De uitzendarbeid in Vlaanderen steeg sterk. De werkloosheid daalde naar 7 procent. Voor de interimsector pleit ook dat 40 procent van de uitzendkrachten behoort tot de zwakkere sociale groepen. Vandaag vallen hier echter de zwaarste klappen.De vraag stelt zich dus in hoeverre de daling van de werkloosheid de laatste jaren, net als bij onze noorderburen, voor een deel een schijnvertoning was, waarbij heel wat van de bijkomende jobs maar deeltijds, tijdelijk of via allerlei exotische statuten werden gecreëerd. Nu blijkt dat uitzendkrachten ook in Vlaanderen de eerste slachtoffers zijn van een recessie, relativeert dat sterk de droom van de actieve welvaartstaat.De kans bestaat dus dat een deel van de voorbije banengroei deels een waterhoofdgroei is geweest: uiterlijk groot, maar niet gebaseerd op intrinsiek sterke jobs. Die conclusie is van belang in de discussie tussen vakbonden en werkgevers over het effect van de verlaging van de sociale lasten op de werkgelegenheid. Was de stijgende werkgelegenheid van de voorbije jaren het resultaat van het beleid dan wel van de goeddraaiende economie op zich? Vermoedelijk hebben beide partijen gelijk. De terugval van de laatste maanden wordt vooral conjunctureel geduid. Structureel is er nog steeds een schaarste. Maar of dat een eis tot lineaire lastenverlaging nog kan verantwoorden, wanneer er werkelijk sprake was van een waterhoofdgroei...? Tom Michielsen