Wat mag, wat niet?
De werkgever beschikt over tal van controlemogelijkheden, technisch is veel mogelijk, maar er zijn juridische beperkingen. Zo moet de werkgever rekening houden met de Europese en Belgische privacywetgeving en met de zogenaamde Belgacom-wet over de bescherming van het telecommunicatiegeheim. Deze rechtsbronnen bieden echter geen coherente regelgeving en schitteren bovendien in onduidelijkheid. Om daar aan te verhelpen, hebben de sociale partners vorig jaar in de Nationale Arbeidsraad CAO nr. 81 afgesloten. De collectieve arbeidsovereenkomst regelt de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van de werknemers ten opzichte van de controle op de elektronische communicatiegegevens. Toch blijft er grote onenigheid bestaan over de controle van het gebruik door de werkgever. De vakbonden zwaaien met CAO nr. 81 als argument dat controle niet kan. De werkgeversorganisaties beroepen zich eveneens op de CAO om te beweren dat beroepsmatige e-mails wel mogen gecontroleerd worden. Professor Roger Blanpain (KU Leuven en Tilburg), die samen met ingenieur Marc van Gestel, technisch directeur van eMailMasters.com, over de problematiek een boek schreef, bestempelt de bestaande wettelijke instrumenten als onaangepast aan de bedrijfsrealiteit. Een verbod op controle is totaal onwerkbaar voor ondernemers. Volgens de bestaande wetgeving zou een onderneming aan alle communicatiepartners betrokken bij het e-mailverkeer toestemming tot controle moeten vragen. In de praktijk is dit onmogelijk. Toch sluit controle de eerbiediging van de privacy niet uit. De doeleinden van de controle moeten duidelijk geformuleerd zijn, en kan enkel in die mate dat het nodig is. Daarenboven is de werkgever aansprakelijk voor de schade die medewerkers aan derden berokkenen. Het arbeidsrecht bevat al een impliciet wettelijke toelating voor controle, vindt Blanpain. niet consequentHij wijst er overigens op dat CAO nr. 81 op meerdere punten de bal mis slaat. Vooreerst kan een CAO het privé-gebruik van de on-linecommunicatie van de werknemer niet regelen. Een collectieve overeenkomst kan enkel gestalte geven aan de arbeidsverhouding tussen werkgever en werknemer. Bij privé-gebruik door de werknemer is er geen gezag van de werkgever, geen arbeidsprestatie en dus geen arbeidsverhouding. De CAO is evenmin consequent. Ze vertrekt van het strafrechtelijke verbod van kennisname van telecommunicatie zonder toestemming van alle betrokkenen, maar gaat dat bij wijze van CAO afwijken van deze bepalingen. Dit is strijdig met de hiërarchie van de rechtsbronnen. Kortom, het uitgangspunt van de CAO nr. 81 is foutief. De werkgever is geen derde in de arbeidsverhoudingen. Ten slotte geldt een CAO enkel voor de privé-sector. Hij pleit dan ook voor een wet die de controle van de on-linecommunicatie regelt voor werknemers in zowel de private als de openbare sector, maar ook voor andere gebruikers, zoals zelfstandigen, klanten en stagiairs. De wet kan dan als basis dienen voor gedragscodes, waarin een onderneming haar beleid inzake toegang, gebruik en controle duidelijk vastlegt. Roger Blanpain en Marc van Gestel, Gebruik en controle van e-mail, intranet en internet in de onderneming Praktijk en recht. Die keure, 264 blz. ISBN 90-5958047-8