Succesvolle familiebedrijven blijven trouw aan hun fundamentele waarden, maar ze professionaliseren op de juiste momenten - zo blijven ze relevant. En onder elkaar eens ferm in discussie gaan maken, dat is ook belangrijk.
Liesbeth De Ridder is secretaris-generaal van het Instituut voor bestuurders GUBERNA waar zij ook het expertisecentrum Family Business Governance leidt. Philippe Haspeslagh is gewezen decaan van de Vlerick Business School, ondernemer, bestuurder, ervaren raadgever en voorzitter bij de Federatie van de familiebedrijven in België (FBN). Eric Van Hoof is bij EY-expert familiebedrijven.
Zet drie specialisten samen en je krijgt drie meningen. En toch, als het gaat over de cultuur bij familiebedrijven, zijn de drie experts het opvallend eens: bedrijven die zich professioneel organiseren en blijven bijleren, zijn klaar om ook in de toekomst een belangrijke rol te spelen.
Als er ruis op de communicatie zit, moet je een professional inroepen: een consultant, maar evengoed een antropoloog of een psycholoog.
‘Het DNA van familiebedrijven is haast iets religieus’, zegt Van Hoof. ‘De waarden van de oprichter blijven doorleven, ook vijftig of honderd jaar na de start van de onderneming. Dat komt omdat ze niet in kwartaalcijfers denken, maar in generaties. Die stabiliteit is een enorme plus, maar ze moeten natuurlijk ook mee met hun tijd.’
Problemen niet negeren
‘Seksuoloog en relatietherapeut Alfons Vansteenwegen schreef de klassieker Liefde is een werkwoord. Aan je relatie en aan je gezin: daar moet je aan werken. Bij een familiebedrijf is dat niet anders’, steekt Liesbeth De Ridder van wal.
‘Je moet verschillende persoonlijkheden met verschillende overtuigingen en ambities over verschillende generaties op één lijn krijgen. Dat kun je alleen met gedegen communicatie, op drie vlakken. Wat zijn je waarden en hoe blijven die actueel? Afspraken zet je best in een charter dat je om de tien, twintig jaar hernieuwt – een ‘renewal of the vows’.
En tot slot is het raadzaam dat je geregeld een familieforum organiseert, een informatieve teambuilding mét de nodige fun waarbij je - naar mijn mening - best ook de schoonfamilie betrekt.’
Neem bij generatiewissels voldoende tijd om opnieuw te bepalen wat je behoudt en waaraan je wilt werken.
Haspeslagh haakt daarop in. Hij onderscheidt de fundamentele waarden die je niet zomaar omgooit omdat ze tot het DNA van het familiebedrijf behoren. ‘Toch moet je professionaliseren om te blijven groeien. Zeker tussen de oudere en de jongere generatie bestaan er vaak uiteenlopende visies. De eerste wil dat alles bij het oude blijft, de tweede wil alles veranderen. Bij generatiewissels is het noodzakelijk om voldoende tijd te nemen om opnieuw te bepalen wat je behoudt en waaraan je wilt werken.’
Volgens De Ridder is ‘leren communiceren over gevoelige zaken en meningsverschillen durven uitspreken daarbij cruciaal’. De zogenoemde olifanten bespreekbaar maken dus.
‘Het is extreem belangrijk om te blijven bijleren, van je gelijken, maar ook van elkaar’, gaat Haspeslagh voort.
‘Vaak is het dan niet slecht om eens over het muurtje te kijken bij andere organisaties. Hoe doen zij het? Ondertussen zijn de meeste familiebedrijven gelukkig voldoende geprofessionaliseerd en laten ze de nieuwe generatie eerst proeven hoe het er elders aan toe gaat. Dat is bovendien ook goed voor het gevoel van zelfwaarde. Jonge familieleden hebben dan elders al bewezen wat ze waard zijn en kregen hun baan in het familiebedrijf niet omdat ze de zoon of dochter van zijn.’
Je moet ook kunnen falen. En dat is voor een next gen in een familiebedrijf soms heel wat lastiger.
De Ridder beaamt. ‘Je moet ook kunnen falen. En dat is voor een next gen in een familiebedrijf soms heel wat lastiger. Ik hoorde onlangs het schrijnende verhaal van een vader die zijn dochter als perfecte opvolger zag. De vrouw was burgerlijk ingenieur en had tal van extra diploma’s. Maar ze was (nog) niet rijp voor een topfunctie. Zij is uitgevallen en wil niet meer terugkeren.’
Advies van externen
Van Hoof wijst nog op het belang van externen in het familiebedrijf. ‘Niet alleen in de raad van bestuur, maar ook operationeel. Het is belangrijk om goed te spotten wat je nodig hebt in je organisatie. Een goede communicatie is daarbij essentieel, zowel intern als extern.
Twintig jaar geleden had je soms nog een pater familias die geschreven nota’s verspreidde met richtlijnen die je consciëntieus moest volgen, de nieuwe generatie gebruikt sociale media. Een goede communicatiemanager kan het verschil maken om te verspreiden wat je wilt verspreiden en stil te houden wat je wilt stilhouden. En als er ruis op de communicatie zit, moet je een professional inroepen. Dat kan een consultant zijn, maar evengoed een antropoloog of zelfs een psycholoog, knipoogt hij.