Acht op de tien nieuwe bedrijfswagens zijn volledig elektrisch. Dat betekent dat er meer nood is aan laadpunten bij het werk. Hoe pak je dat aan? En waarom is het voor bedrijven nu het ideale moment om te investeren in laadinfrastructuur?
Sinds de recentste aanpassing van de autofiscaliteit op 1 juli 2023 kiezen steeds meer bedrijven voor 100 procent elektrische bedrijfswagens. Die transitie heeft grote gevolgen voor de laadvoorzieningen op het werk. Kies je het best een laadpunt per elektrische wagen? ‘Nee, er bestaat geen algemene regel, omdat elk bedrijf anders is.
Kijk naar de laadbehoefte en het aantal gereden kilometers’, zegt Jochen De Smet, voorzitter van EV Belgium, de federatie van bedrijven uit de sector van elektrische mobiliteit. ‘Het beste uitgangspunt is om zo vaak mogelijk te laden op het werk, want daar zijn de energietarieven altijd goedkoper dan thuis.’
Welk laadvermogen?
Een belangrijke vraag is welk laadvermogen je het best kiest. ‘Meestal worden laders van 11 of 22 kW gezet. Dan heb je vier of vijf uur nodig om op te laden en die tijd hebben de meeste medewerkers wel. Natuurlijk zijn er ook medewerkers die vaak de baan op moeten, zoals vertegenwoordigers. Voor hen is een snellader beter. Die hoeft geen 300 kW te halen zoals veel publieke snelladers, maar bijvoorbeeld 150 kW’, aldus De Smet.
‘Tot 31 augustus 2024 zijn de kosten voor laadinfrastructuur 150 procent fiscaal aftrekbaar voor bedrijven.’
Anticiperen kan heel wat problemen en kosten voorkomen. ‘De beste aanpak is de basisinvestering van alle bekabeling in één keer te doen en voldoende laadpalen te plaatsen voor de elektrische wagens van de komende jaren. Maak ook een projectie voor de langere termijn op basis van het huidige totaal aantal wagens in de vloot. Meestal moet je daarvoor extra investeren in aansluitingscapaciteit. Maar als je parking dan toch openligt, leg dan meteen alle bekabeling klaar in groenzones voor het moment dat je meer laadpunten nodig hebt.’
150 procent aftrekbaar … als je snel bent
Die investeringen doen vóór 31 augustus 2024 is een goed idee, want tot dan zijn de kosten voor laadinfrastructuur 150 procent fiscaal aftrekbaar voor bedrijven. Daarna wordt het 100 procent. Voorwaarde is wel dat het laadpunt tijdens of na de openingsuren van het bedrijf publiek toegankelijk is voor derden. Het moet bovendien gaan om een slimme laadpaal die de laadtijd en het laadvermogen kan aanpassen.
‘Die 150 procent slaat niet alleen op de laadpunten zelf, maar ook op alle aanhorigheden, zoals de kabels of de werken om de aansluitingscapaciteit te verhogen. De laadpalen vragen een enorm vermogen en een kantoor heeft meestal niet zo’n sterke aansluiting. Het is nu dus absoluut het moment om als bedrijf daarin te investeren, het is superinteressant’, zegt De Smet.
E-credits
Ook interessant is het nieuwe systeem van e-credits, dat sinds 1 januari 2024 bestaat in België. Hiermee kunnen bedrijven die eigenaar zijn van laadpunten – ook niet-publieke – geld verdienen aan laadbeurten op het werk. ‘Als je dat wilt doen, moet je de laadsessies rapporteren aan de FOD Economie en verhandelen. Er hangt dus wel wat administratie aan vast. Je moet ook meerdere laadpunten hebben met een cumulatief vermogen van minstens 50 kW op één adres. Je hebt dus minimaal vijf laadpunten van 11 kW nodig om te kunnen registeren.’
Car policy
Tot slot is het volgens De Smet belangrijk om als bedrijf een duidelijke car policy op te stellen. ‘Maak heldere afspraken of een werknemer met zijn laadpas in het buitenland mag laden of niet. En wat als de werknemer het bedrijf verlaat? Standaard wordt een laadpunt thuis afgeschreven op vier of vijf jaar.
Als je vroeger vertrekt, betaal je als werknemer een restbedrag. Hoe worden de laadkosten vergoed? Het CREG-tarief is in mijn ogen fair en algemeen toepasbaar. Ik vind het niet pragmatisch om voor elke individuele werknemer elke maand het energietarief te inventariseren.’