Advertentie

‘Ik ben een beeldhouwer met een probleem'

‘The Swimming Pool', 2001, waterverf en witte inkt op karton ©rv

‘As sweet as it gets.’ Zo heet de overzichtsexpo van Michaël Borremans die vrijdag in Bozar in Brussel opent. Maar zoet is het werk van de Vlaamse kunstenaar absoluut niet. Een gesprek aan de hand van vijf werken.

 ‘The Swimming Pool’

2001, waterverf en witte inkt op karton  

Hoe omschrijf je de kunst van Borremans? Waar zit de aantrekkingskracht? Allicht in zijn figuratieve voorstelling van wat men dan gemakshalve bevreemdende onderwerpen noemt. Onbehagen is een woord dat vaak valt, omdat Borremans elementen samenbrengt die je niet samen verwacht. ‘Ik schilder nooit naar de natuur. Ik schilder een representatie van de representatie van de werkelijkheid. De mensen die ik toon, zijn voorstellingen van mensen.’

Wat je vaak ziet, zeker in zijn tekeningen, is de projectie van beelden. Dat geeft Borremans’ werk iets zeer filmisch. Zoals in ‘The Swimming Pool’. ‘Ja, dat is misschien wel een sleutelwerk. Het is een soort van installatie, hè. Een filmprojectie aan de rand van een zwembad. Mooi om uit te voeren, denk ik.’ Borremans wordt vaak wreedheid toegedicht. Zoals hier met de vier kogelgaten in de borst. Zelf ziet hij daar geen wreedheid in. ‘Het is meer een uitnodiging tot nadenken. Ik zeg niet ‘People must be punished’. Het staat op het kunstwerk. Dat is iets anders.’

Advertentie

‘Voor mij is ‘The Swimming Pool’ kritiek op het neoliberalisme, op de almacht van de economie. Dat je de mensen alles kan verkopen. Mensen zijn niet meer kritisch over de consumptiemaatschappij. Maar dat is mijn interpretatie. Je mag er gerust een andere betekenis aan geven. Dat is net de essentie van een kunstwerk. Het kan verschillende betekenissen hebben. Zeker bij mij. Ik maak nooit een welomlijnde iconografie. Ik maak een suggestieve constructie.’

Weet u altijd waar die suggestieve inspiratie vandaan komt?
Michaël Borremans: ‘Nee, ik weet het vaak zelf niet. Ik ben zoals een hond die zijn poot opheft. Die staat daar ook niet bij stil. Dat is zijn natuur. In de oertijd zou ik degene geweest zijn die de beesten in de grotten zou hebben geschilderd. Zeker weten. Ik wist al zeer jong dat ik kunstenaar wilde worden. Iets doen met beelden, fotografie, televisie, film. Maar televisie en film zijn groepswerk, dat ligt me minder. Een filmpje maken zoals voor ‘Weight’ is voor mij een foltering. Vroeger was ik nogal asociaal en zocht ik een manier om alleen te werken. Zo kom je al snel bij schilderen.’

Bent u een controlefreak dan?
Borremans: ‘Nee, net niet. Ik wil de controle verliezen als ik werk. Op papier proberen te krijgen wat in je hoofd zit, is niet interessant. Ik prefereer ongelukken onderweg. Dan ontstaat iets onverwachts. Het zwembad heb ik er maar achteraf bij gefantaseerd.’

‘The Swimming Pool’ is een statement tegen het neoliberalisme. Bent u een geëngageerde kunstenaar?
Borremans: ‘Toch wel. Mijn engagement is onrechtstreeks, het is niet letterlijk of anekdotisch. Een gesneuvelde Palestijn schilderen vind ik te gemakkelijk. Te geëngageerd, te erotisch, te veel in een vakje is nooit goed. Kunst zoekt evenwicht in haar complexiteit. Daarom draagt kunst contradicties in zich. Als iets te duidelijk wordt, is het niet meer interessant. Ik weet dat er mensen zijn die van mijn werk houden omdat het traditionele elementen bevat. Dat is oké, maar ik hoop toch dat ze er ook meer in zien.’

 

Advertentie

‘Weight’ / Drawing

2005, geframed lcd-scherm op basis van film / 2002, tekening op karton  

‘Weight’ vat de manier waarop ik werk mooi samen. Het begon als een tekening van een meisje met een truitje op een sokkel. Al snel dacht ik: eigenlijk zou de tekening een sculptuur kunnen zijn, een ronddraaiend beeld in was. Maar beeldhouwers werken in een andere ruimte dan schilders. Een beeld is zeer concreet en tastbaar, een schilderij niet. Dat stelde me voor een probleem. Toch liet het idee me niet los. Ik zocht naar een manier om - zoals de Griekse beeldhouwer Pygmalion - het beeld tot leven te brengen.’

‘Ik kwam toen op het idee een filmpje te maken van een echt meisje dat ronddraait op een sokkel. Zo leefde het beeld toch. En nog was ik er niet klaar mee. Ik heb daarna echt een beeld gemaakt in polyester, maar dat vond ik niet goed. Te concreet. Ik heb dat beeld wel gebruikt als model voor andere schilderijen. In wezen ben ik een beeldhouwer. Ik projecteer ideeën voor beelden in tekeningen, schilderijen, films. Maar ik heb moeite met het fysieke aspect van het beeldhouwen. Ik ben een beeldhouwer met een probleem.’

Het truitje van het meisje wordt versierd door twee Vlaamse leeuwen. ‘Een stout grapje om een symbolisch geladen element onschadelijk te maken. Je hoeft de Vlaamse en de Belgische problematiek niet te kennen om van het werk te kunnen genieten. Het is een extraatje. Natuurlijk baart de politieke situatie in ons land me grote zorgen.’

 

‘The Devil’s Dress’

2011, olieverf op doek  

‘Ik ontwerp vaak kleren voor mijn modellen. Op een dag dacht ik: laat ik eens een grote stijve rok van karton maken. Ik schilderde die rood en belde Maarten Devoldere, de zanger van Balthazar. Ik zei: ‘Jong, ik heb een lange slungel nodig om te poseren. Eerst poseerde hij rechtstaand maar die opstelling vond ik niet goed genoeg. Ik vroeg hem te gaan liggen, en alles klopte. Hij lijkt dodelijk getroffen door een projectiel. Die rok is als een raket. Ik weet nog dat ik daar heel enthousiast over werd. (lachje) Ik wilde het absoluut zo schilderen.’

Doet u lang over een schilderij als dit?
Borremans: ‘ Ik denk dat ik er een week aan heb gewerkt. Eerst neem ik foto’s, daarna schilder ik. Dat gaat redelijk snel bij mij. Hoe langer het duurt, hoe slechter het resultaat eigenlijk. Soms maak ik fouten, zoals een borstel die uitglijdt. Dat is niet goed. Als je fouten moet beginnen rechtzetten, is het werk meestal gedoemd te mislukken. Een goed schilderij heeft een foutloos parcours nodig.

‘Ik vergelijk schilderen wel eens met wielrennen. Als een coureur wint, heeft hij goede benen. Als hij valt, is hij uit zijn ritme en komt hij niet meer vooruit. Zo is dat bij mij ook. Net als in de koers moet je opletten om geen foute inschattingen te maken. Dan win je niet. Ik probeer altijd de voorwaarden te creëren om een goed schilderij te kunnen maken. Dat kan nog altijd een slecht resultaat opleveren. Maar als het goed gaat...’

‘Op mijn vijftigste gaan mijn ogen wat achteruit. Met een leesbril werken zint me niet. Daarom maak ik nu grotere werken zoals ‘The Devil’s Dress’, dat 2 op 3 meter groot is. Werken aan grote doeken heeft iets heroïsch, je kan met veel panache schilderen. Op zulke momenten voel ik me echt het mannetje. Maar ik kan het schilderen ook haten, hoor. Als het niet loopt zoals ik wil.’

Wat doet u dan?
Borremans: ‘Bij twijfel vraag ik feedback aan mijn dochter Xenia. Ze is 14. Ze antwoordt eerlijk. Van andere mensen vertrouw ik hun opinie niet altijd.’

U bent erg begeerd op de kunstmarkt. Voor 100.000 euro is geen Borremans meer te vinden. Overweegt u wel eens ‘slechte’ schilderijen af te maken omdat ze toch verkocht geraken?
Borremans: ‘Eerlijk, met die vraag heb ik acht jaar geleden geworsteld toen ik succes begon te krijgen. Ik kreeg het idee dat als ik zo doe (tekent een lijntje in de lucht naar links) me dat zoveel opbracht. En zo (tekent een denkbeeldig lijntje naar rechts), nog eens zoveel. Versta je? Ik begon ook te denken: ‘Hoe meer ik schilder, hoe meer ik ga verdienen.’ Ik ben me toen even gaan bezinnen. Wat betekent financieel succes voor mij? Niks, heb ik toen beslist. Het is veel belangrijker trouw te blijven aan de intenties waarmee ik ooit ben begonnen.’

En die zijn?
Borremans: ‘Een sterk oeuvre creëren op verschillende platforms. Dat is heilig, dat moet ik in stand houden. Dat zal ook financieel interessanter zijn, overigens. Maar geld mag geen drijfveer zijn. Mijn kapitaal zit in de vreemde associaties die ik maak in mijn werk, zoals die harde rok in dit schilderij. Ik ben als een rondsluipend roofdier voortdurend op zoek naar inspiratie. Daar word ik gelukkig van, dat is wat ik graag doe. Ik kan er echt niet mee leven dat ik een werk laat buitengaan terwijl ik het niet goed vind. Ook al zien veel mensen het verschil niet tussen een goed en een minder goed werk.’

 

‘Four Fairies’

2003, olieverf op doek
 

Borremans’ personages kijken nooit naar de toeschouwer, getuige ook ‘Four Fairies’. ‘Een figuur die naar je kijkt, is een portret. Maar ik maak geen portretten. Ik maak archetypen. Mijn personages zijn als schaakstukken op een schaakbord. Mijn vroegere werk is vaak gesitueerd in de jaren veertig. Men heeft daar veel betekenis achter gezocht. Maar ook toen al wilde ik met generische personages werken. Ik zocht naar het gemiddelde van de 20ste eeuw en kwam toen automatisch uit bij de jaren dertig en veertig. Je ziet dat heel goed aan dit werk. Mijn figuren dragen kleren uit die periode. Ik noem dat incidenteel contemporaine elementen. Het schilderij heeft niets meer met de werkelijkheid te maken. Ik probeer nu elke verwijzing naar een tijdssegment te vermijden.’

U was al 37 toen u in 2000 in het S.M.A.K uw eerste solotentoonstelling kreeg. Had u nog op succes gerekend?
Borremans: ‘Nee. Ik dacht dat het succes niet meer zou komen. Ook al heb ik nooit aan mijn mogelijkheden getwijfeld. Nu nog niet. Eigenaardig eigenlijk. En best wel arrogant. Maar het is zo. Ik maak me wel zorgen over de manier waarop ik met mijn talent omga. Welk schilderij maak ik en welk niet? Heb ik het juiste idee gekozen of toch beter dat andere? Weet u, ik was niet eens zo buitengewoon begaafd als adolescent, maar ik wist dat ik iets met die drang in mij moest doen.’

‘Ik ben een kunstenaar by nature. Mijn ouders lieten me naar de kunsthumaniora gaan en daarna naar Sint-Lucas in Gent. Maar mijn vader had er geen goed oog in. ‘Hoe ga je ooit van kunst kunnen leven? Ken je iemand in de straat die schilderijen koopt? Normale mensen kopen geen schilderijen’, zei hij ooit. Hij had gelijk. Normale mensen kopen geen schilderijen. (lachje) Nu is hij trots, al spreekt hij dat nooit uit. Hij is katholiek en katholieke mensen mogen niet hovaardig zijn. Ik ook niet volgens hem. ‘Zwijg maar over je kunst. Hoe is ’t nog met de liefde’, vraagt hij dan.

Was het succes belangrijk of maakte het voor u niet veel uit dat veel of weinig mensen uw werken kenden?
Borremans: ‘Bah, ik was misschien wel wat gefrustreerd omdat ik met mijn werk nergens terechtkon. Maar ik genoot wel van het werken op zich. Ik leefde toen helemaal in mijn eigen universum, wat dan ook weer zijn charmes had.’

U werkte tot 2000 als leraar in een kunsthumaniora. Is de roeping kunstenaar te leren?
Borremans: ‘Daar vraag je iets. Ik zei tegen mijn leerlingen dat het er vooral op aankomt je eigen spoor te vinden. Dat heb ik ook gedaan. En ben het nog steeds aan het doen. Daarom noem ik de expo in Bozar ook geen retrospectieve. Het is een moment van stilstand. Wat heb ik tot nu gedaan? Een retrospectieve is meer iets voor een schilder die zijn oeuvre heeft afgesloten.’ (Borremans stopt even met praten wanneer zijn dochter Xenia thuis van school komt.)

Staat het opvoeden van een kind de kunst niet in de weg?
Borremans: ‘Nee. Integendeel. Mijn succes is gekomen net in de periode dat zij is geboren. Er is absoluut een verband. Heel raar. Iedereen waarschuwde me: ‘Als je kind geboren is, ga je niet meer werken.’ Ik dacht: ‘Dat gaat niet waar zijn.’ Ik heb extra gewerkt, versta je. Ik wilde niet dat mijn dochter me van mijn werk zou houden. No way. Ze gaf me net een extra boost. Eigenlijk zou ik nog eens een kind moeten maken, om weer die extra energie te krijgen. Maar goed, dat is geen reden om een kind op de wereld te zetten, natuurlijk. Voor alle duidelijkheid. Mijn dochter is mijn beste vriend. Ze kan trouwens ook goed tekenen, maar het interesseert haar niet. Jammer, ja.’

 

‘The Angel’ 2013

olie op doek  

‘Dit doek is ontstaan in een carnavalswinkel, waar ik aan het rondsnuisteren was. Ik zag dat kleed en was meteen verkocht. Toen moest ik op zoek naar een geschikt model. Eerst dacht ik aan een man, maar dat vond ik te gemakkelijk. Toen schoot me Hanelore Knuts te binnen: lang, slank en beetje androgyn. Je mag dit een typische Borremans noemen, ja. Door haar gezicht zwart te schilderen is het weer een schilderij in een schilderij geworden.’

Het doek maakte deel uit van een expo die Borremans in september van vorig jaar maakte voor zijn galerie Zeno X in Borgerhout. In New York wordt hij vertegenwoordigd door David Zwirner.

Hebben uw galeriehouders inspraak in uw werk?
Borremans: ‘Natuurlijk niet. We spreken een deadline af en that’s it. Vaak vragen ze of ik nog niks kan laten zien, voor de klanten. Maar zo werkt het niet bij mij. Ik heb twee ateliers in Gent. Dit in Sint-Amandsberg en nog een aan de andere kant van Gent. Daar mag niemand binnen. Work in progress laat ik nooit zien. Ik kan dat niet verdragen. Ik heb een one-to-onerelatie met mijn doeken. Tot het klaar is om het te tonen. Dat is meestal pas vlak voor een tentoonstelling begint. Er worden tegenwoordig een soort van rondreizen voor verzamelaars georganiseerd. Bussen met Amerikanen die je atelier willen zien. Ik haat dat. Echt. Ik heb wel goede relaties met de meeste verzamelaars. Sommigen zijn vrienden geworden. Maar ook weer niet allemaal.’ (lachje)

Is het moeilijk om een schilderij los te laten als het klaar is?
Borremans: ‘Awel ja. Ik had vorige maand een kleine expo in Japan. Daarvoor heb ik in twee maanden acht nieuwe werkjes gemaakt. Ik vond dat ik die snel moest afgeven. Maar intussen ben ik dat gewend. De vogels moeten het nest verlaten, hè. Zoals kinderen. En af en toe komen die nog eens op bezoek. Zoals nu met de tentoonstelling in Bozar.’

 

‘As sweet as it gets’ opent vrijdag bij Bozar in Brussel. www.bozar.be

Advertentie
Gesponsorde inhoud