Levenslang leren ondermaats in België
De tweewekelijkse grafiek van Bart Van Craeynest
Een van de zwakke schakels van onze welvaartsstaat is en blijft het lage aantal werkenden waarop ons model steunt. Een kleine 68 procent van de Belgische 20- tot 64-jarigen is aan het werk. In Nederland is dat 10 procentpunten meer, in Zweden en Zwitserland werkt zelfs meer dan 80 procent van die bevolkingsgroep. De oorzaken van onze lage werkgelegenheidsgraad liggen onder meer in de fiscaliteit, de loonvorming, het uitkeringsstelsel en de rigiditeit van de arbeidsmarkt.
Op verschillende van die domeinen nam de overheid de voorbije jaren (beperkte) initiatieven. Waar wel meer aandacht voor mag zijn, zijn onze opleidingsinspanningen. Ook daarin schuilt een structurele zwakte van onze arbeidsmarkt.
Het Belgische opleidingsmodel focust nog altijd vooral op het onderwijs voor de start van de carrière en laat het daarna afweten. Europese enquêtes geven aan dat in België 7 procent van de 25- tot 64-jarigen deelneemt aan levenslang leren. Daarmee hoort België tot de zwakste landen van Europa. In toplanden als Zweden en Zwitserland is dat zo’n 30 procent.
Voor ouderen zijn de cijfers nog opmerkelijker. Amper 3,6 procent van de Belgische 55- tot 64-jarigen krijgt nog opleiding, in vergelijking met meer dan 20 procent in de toplanden. Het is dan ook geen toeval dat in België maar 45 procent van die leeftijdsgroep nog aan het werk is, terwijl dat in Zweden en Zwitserland meer dan 70 procent is. Dat verschil komt overeen met een kleine 430.000 oudere werkenden.
De kerngedachte achter het geklungel over de pensioenen van oudere werklozen van de voorbije weken is dat er in de pensioenrechten voldoende verschil moet zijn tussen werken en niet-werken. Op die manier moet langer werken relatief interessanter worden. De gebrekkige opleidingsinspanningen zijn in die context evenwel een veel belangrijkere factor.
Belgische ouderen zitten vast in een vicieuze cirkel. Het heeft weinig zin te investeren in opleiding op latere leeftijd als iedereen ervan uitgaat dat vanaf 55 jaar het professioneel uitbollen begint om vervolgens ten laatste op 60 jaar te stoppen met werken. En net het gebrek aan opleiding is een belangrijke reden waarom ouderen maar moeilijk aan de bak komen op de arbeidsmarkt.
Het zou al lang duidelijk moeten zijn dat we leven in een snel veranderende kennismaatschappij. Het tempo van de verandering zal de volgende jaren alleen maar toenemen. In zo’n context volstaat degelijk onderwijs niet meer, maar is levenslang leren essentieel om relevant te blijven op de arbeidsmarkt.
De statistieken over de opleidingsinspanningen suggereren dat die boodschap in België nog altijd niet echt is doorgedrongen. Meer mensen aan het werk krijgen en houden zal niet lukken zonder heel wat extra inspanningen voor levenslang leren.