Slanke Bertha
De Rekenmeester brengt dagelijks het echte verhaal achter de cijfers.
Zeggen dat ThyssenKrupp fout was in de oorlog, is een understatement. Het conglomeraat was fout in álle oorlogen. Dat is ook niet echt verrassend voor een groep die met zijn 205 lentes bijna 70 jaar ouder is dan Duitsland zelf en als geen ander verweven is met de zeer bewogen geschiedenis van de natie.
Keizer Willem II was kind aan huis in Villa Hügel, de thuisbasis van de Krupp-dynastie in haar bakermat Essen, en was zeer geïnteresseerd in technologische hoogstandjes als de ‘Dikke Bertha’. Jawel, de Krupp-houwitser die in 1914 over België zou walsen. Gustav Krupp von Bohlen und Halbach en zoon Alfried verdienden twee decennia later grof geld als hofleverancier van Hitlers oorlogsmachine. Dat leverde een dramatisch boekjaar 1945 én een niet zo aangename uitnodiging voor een conferentie in Neurenberg op.
Gezien die geschiedenis mag het niet verbazen dat ThyssenKrupp synoniem is voor ‘staal’. Dat is vooral dankzij voormalig Krupp-CEO en überstaalvreter Gerhard Cromme, die in de jaren 90 achtereenvolgens zijn rivalen Hoesch en Thyssen opslokte. Op het eerste gezicht wekt het dus verbazing dat volgens de Rheinische Post - de bijbel van het Ruhrgebied - de staalafdeling van ThyssenKrupp te koop staat.
Het Indiase Tata Steel zou zijn structureel verlieslatende Britse staalfabrieken willen verkopen of sluiten en de rest willen samenvoegen met de grote ThyssenKrupp-staalfabriek in Duisburg. De ‘rest’ van Tata in Europa is in essentie alleen de staalfabriek in het Nederlandse IJmuiden, de vroegere Nederlandse staaltrots Koninklijke Hoogovens.
De twee zouden samen goed zijn voor 20 miljoen ton staal per jaar en flink wat kostenbesparingen. Het beurshuis Credit Suisse merkt wel op dat een joint venture voor het rendabele en grotere Duisburg minder dwingend is dan voor het restant van Tata Steel Europe.
Toch houdt een afsplitsing van de staaltak steek. Eindelijk zou dan voor beleggers duidelijk worden dat ThyssenKrupp veel meer is dan staal. De Duitse multinationaal is immers een industrieel conglomeraat waar flink wat pareltjes achter schuil gaan: de afdeling Components Technology is als producent van auto-onderdelen en kogellagers een soort Bosch, de tak Industrial Solutions is als bouwer van machineparken en duikboten een soort Sandvik en de divisie Elevator Technology is als een van de grootste liftenbouwers een soort Otis.
Vooral die laatste tak is met marges van dik 10 procent het kroonjuweel. Maak je volgens Credit Suisse de som van die industriële delen en trek je daar de pensioenen en schulden af, dan kom je uit op een waarde rond 17 miljard.
Leg dat naast de huidige beurswaarde van 10 miljard euro en je komt op de waarde die beleggers het staal - in hoofdzaak het rendabele Duisburg en een verlieslatende fabriek in Brazilië - toedichten: minus 7 miljard.
Kortom, voor beleggers zou een afgeslankt ThyssenKrupp een dikke meerwaarde vormen.
Meest gelezen
- 1 Federale onderhandelingen: de landing is nog niet in zicht
- 2 Staakt-het-vuren tussen Israël en Hamas start met uren vertraging
- 3 Trump wil TikTok terug online zetten in de VS mits Amerikaans belang van 50 procent
- 4 Aan verlaagde registratierechten van 2 procent hangen strikte voorwaarden
- 5 Houdt Amerika's beursmirakel stand onder Trump?