De professoren fiscaal recht Michel Maus (VUB & UA) en Mark Delanote (VUB en UGent) bonden vorig jaar een juridische strijd aan tegen de ongelijkheid die voortvloeit uit de fiscaal gunstige behandeling van dividenden uit kmo's.
Normaal is op uitkeringen van dividenden een roerende voorheffing verschuldigd van 25 procent. Maar de aftredende regering voorzag een gunstige regeling voor ondernemers die - vanaf 1 juli 2013 - kapitaal inbrengen in een kmo. Als aan een aantal voorwaarden voldaan is, is op de latere dividenden maar een roerende voorheffing verschuldigd van 20 of 15 procent.
Het fiscale gunstregime maakt deel uit van een plan om de economie via de kmo's een duw in de rug te geven.
Volgens Delanote en Maus is dat gunstig tarief van 15 procent echter discriminerend voor al wie al voor 1 juli 2013 aandeelhouder was van een kmo. Want die aandeelhouders betalen in principe het volle pond of 25 procent op dividenduitkeringen.
In een arrest van 25 september veegt het Grondwettelijk Hof de argumenten van de professoren van tafel. Het Hof stelt vast dat er inderdaad een verschil in behandeling bestaat, maar argumenteert dat de verschillende tarieven redelijk te verantwoorden zijn. 'De wetgever heeft met de bestreden maatregel verhogingen van het kapitaal van bestaande kmo's en het oprichten van nieuwe kmo's willen aanmoedigen en dat in het kader van het relanceplan van de economie en meer bepaald van kmo's.'
Het Hof schaart zich achter de argumentatie van de ministerraad dat de wetgever in fiscale aangelegenheden een ruime beoordelingsvrijheid heeft. 'Fiscale maatregelen maken een wezenlijk onderdeel uit van het sociaal-economische beleid (...) en laten de wetgever toe om sturend en corrigerend op te treden en zo het sociale en economische beleid vorm te geven'.
Het Grondwettelijk Hof verwerpt dus de argumenten van Maus en Delanote.
Concreet betekent dit dat wie kapitaal inbrengt in een kmo en gedurende een aantal jaren onafgebroken aandeelhouder blijft, er nog altijd op kan rekenen dat latere dividenduitkeringen maar aan een roerende voorheffing van 20 of 15 procent worden onderworpen.
Maus overweegt nog naar het Europees Hof van de Rechten van de Mens in Straatsburg te stappen om het arrest aan te vechten. Delanote legt er zich, weliswaar met tegenzin, bij neer. 'De argumentatie van het Grondwettelijk Hof is toch heel klassiek, namelijk dat de fiscale wetgever de vrijheid heeft om het beleid te sturen. Dat bewijst nog maar eens dat het moeilijk is om, met louter juridische argumenten, het knip-en-plakwerk van onze politici bij te sturen. Vergeet niet dat de aftredende regering de roerende voorheffing in amper twee jaar tijd verhoogde van 15 naar 25 procent en vervolgens, precies wegens de kritiek, in een uitzonderingsregime voorzag voor de kmo's. Als je een gunstig tarief invoert, moet iedereen ervan kunnen genieten, niet alleen een bepaalde categorie van ondernemers', vindt Delanote.