De staatshervorming draagt niet alleen fiscale bevoegdheden over van de federale overheid naar de gewesten, ze wijzigt ook grondig de belastingberekening.
‘De operatie zou neutraal moeten zijn voor de belastingplichtige, maar is dat in de praktijk niet’, zegt Jef Wellens, fiscalist bij Kluwer. In de nieuwe berekening van heel wat belastingplichtigen zal de ‘gemiddelde aanslagvoet’ stijgen.
Dat belastingtarief wordt toegepast op onder andere vervroegd vakantiegeld, achterstallen, opzegvergoedingen en inschakelingsvergoedingen. Die kunnen dus zwaarder worden belast dan voor de staatshervorming. De hogere belasting geldt al voor vergoedingen die in de loop van 2014 worden betaald. Voor de gewone inkomsten verandert er niets.
Het wetsontwerp dat het fiscale wetboek aanpast aan de zesde staatshervorming, wordt wellicht na de paasvakantie goedgekeurd. Na de staatshervorming zullen voor elke belastingplichtige twee parallelle belastingberekeningen worden gemaakt: een federale en een gewestelijke.
‘Het wetsontwerp houdt alleen rekening met de federale belastingverminderingen, en niet met de gewestelijke, om de gemiddelde aanslagvoet te berekenen’, zegt Wellens. De belangrijkste gewestelijke belastingverminderingen zijn de woonbonus, pwa- en dienstencheques, beveiliging tegen inbraak en brand en dakisolatie. Die zullen dus niet langer meetellen om de gemiddelde belastingvoet te drukken.
Wellens berekende de impact van de staatshervorming voor een alleenstaande met een brutoloon van 30.000 euro. Diens gemiddelde belastingtarief stijgt van 22,1 naar 28,7 procent
Daarbij wordt verondersteld dat de man voor 3.000 euro leningen terugbetaalt, 2.000 euro investeerde in dakisolatie en voor 1.400 euro dienstencheques kocht. Van zijn loon werd 2.400 euro als achterstal betaald. Door de staatshervorming bedraagt de meerbelasting op de achterstal 170 euro. Als de man het jaar nadien ontslagen wordt en een opzegvergoeding van 58.000 euro ontvangt, zal hij daarop 4.100 euro meer belastingen betalen.