Er mag dan wel een recordbedrag op spaarboekjes staan, voor veel Belgen is het spaarboekje gewoon een noodzakelijk kwaad. Omdat ze niet weten wat ze met hun spaarcenten moeten aanvangen. De rente op een spaarrekening komt niet hoger dan 2,2 procent en daarvoor moeten spaarders zich al richten tot een van de prijsbrekers op de Belgische spaarmarkt. De rente op andere vastrentende producten - kasbons, termijnrekeningen of spaarverzekeringen (tak21) - is minstens even bedroevend. En dus houdt de Belg ontzaglijk veel geld in stelling op zijn spaarrekening, wachtend op betere tijden.
Stilaan lijkt het er wel op dat spaarders weer bereid zijn iets meer risico te nemen om hun spaarrendement op te krikken. De forse stijging van de Bel20 sinds begin dit jaar (+14%) steekt veel spaarders de ogen uit. Zowat alle verzekeraars verkochten tijdens de eerste jaarhelft fors minder spaarverzekeringen, terwijl de verkoop van beleggingsverzekeringen (tak23) in de lift zit. Die bieden, in tegenstelling tot een gewone spaarverzekering, geen gegarandeerd rendement en de spaarder is volledig afhankelijk van de onderliggende beleggingsportefeuille. Banken zien dan weer meer geld naar beleggingsfondsen vloeien. ‘Het potentiële rendement is nochtans een totaal irrelevante factor voor wie een spaarbeslissing neemt’, zegt Luc Aben, hoofdeconoom van de Nederlandse private banker Van Lanschot. ‘Spaarders baseren hun beslissingen te vaak op wat op de voorpagina’s van kranten staat, terwijl ze moeten uitgaan van hun eigen verwachtingen, doelstellingen en risicoprofiel.’
Daarom vroegen we aan drie banken om een portefeuille samen te stellen voor een fictieve spaarder - we noemen hem Jan - met een heel duidelijk profiel (zie kader op pagina 34). Los van het beschikbare kapitaal zullen veel spaarders zich in dat profiel herkennen: Jan heeft al voldoende geld op een spaarrekening om onverwachte kosten op te vangen. Bovendien beschikt hij over kapitaal dat hij gemakkelijk voor tien jaar aan het werk kan zetten om zo het rendement van zijn spaarrekening te overtreffen. Jan staat niet helemaal afkerig van risico, maar is wel op zoek naar een portefeuille waar veiligheid en risico in balans zijn.
Hoewel Jans profiel weinig aan de verbeelding overlaat, leert hij meteen dat ‘dé standaardportefeuille’ niet bestaat. Want elke bank legt eigen accenten en dat resulteert in een totaal verschillende samenstelling van de portefeuilles. Een overzicht.
Portefeuille 1: Geen spaarproducten
In de portefeuille van Belfius zijn geen traditionele spaarproducten te bespeuren. De bank verdeelt Jans 50.000 euro netjes over aandelen (42%) en obligaties (58%). Toch houdt de bank nog een slag om de arm, mocht Jan nood hebben aan het houvast van een spaarproduct. De adviseurs van Belfius stoppen immers 40 procent van de portefeuille in obligaties van de eigen financiële instelling. ‘Kasbons of spaarverzekeringen vormen daarvoor zeker een alternatief’, zegt Alex Clinckx, investeringsstrateeg van Belfius. ‘Nadeel van een spaarverzekering is wel dat je ze minstens acht jaar moet bijhouden: wie vroegtijdig uitstapt, betaalt zowel uitstapkosten als roerende voorheffing op de rente-inkomsten. Kasbons zijn dan weer minder gemakkelijk te verhandelen en het rendement ligt op dit ogenblik ook een beetje lager.’
Om een idee te geven van het rendement: de Belfius-obligatie op zes jaar biedt een brutocoupon van 2,3 procent, op tien jaar is dat 3 procent. Na aftrek van 25 procent roerende voorheffing blijft daar nog respectievelijk 1,7 en 2,25 procent van over. De rest van de obligatieportefeuille gaat naar fondsen met hoogrentende obligaties (10%) en obligaties van groeilanden (8%).
Om het rendement van de portefeuille op te krikken, spreiden de adviseurs van Belfius de rest van Jans portefeuille over aandelenfondsen. ‘We geven de voorkeur aan Europese aandelen. De eurozone zet nog altijd haar soepele monetaire beleid voort, waardoor ook de rentes laag blijven. Dat ondersteunt de aandelenmarkt. Bovendien zijn Europese aandelen nog altijd interessant gewaardeerd’, zegt Clinckx.
Ook Luc Aben is niet afkerig van aandelen in een gespreide portefeuille. ‘De economie van de eurozone geeft voor het eerst weer een teken van leven en ook met de bedrijfsresultaten valt het mee’, zegt de econoom. ‘Bovendien is de waardering van Europese aandelen zeker nog aanvaardbaar.’
Portefeuille 2: Voluit voor aandelen
De portefeuille van Rabobank.be trekt voluit de kaart van de aandelen, goed voor maar liefst 52,5 procent van Jans portefeuille. Die 26.250 euro spreiden de beleggingsadviseurs over vier aandelenfondsen. Daarbij ligt de focus op ontwikkelde markten (37,4% van Jans portefeuille) en minder op groeilanden (10,9%). ‘Iedereen verwacht dat de langetermijnrente de hoogte ingaat’, zegt Stephane Vermeiren, gedelegeerd bestuurder van Rabobank.be. ‘Daardoor zijn obligaties niet zonder risico en geven we op dit ogenblik eerder de voorkeur aan aandelen. Een beleggingshorizon van tien jaar is ruim voldoende om in aandelen te beleggen. Op lange termijn is er uitzicht op een potentieel hoger rendement.’
Ruim een derde van Jans portefeuille gaat naar drie obligatiefondsen (die respectievelijk focussen op Europese, Amerikaanse en wereldwijde obligaties), terwijl de internetbank nog 12,5 procent van de portefeuille liquide houdt op een spaarrekening. Het is meteen het enige spaarproduct dat de bank naar voor schuift. ‘Termijnrekeningen en spaarverzekeringen zijn niet ideaal in het huidige klimaat van lage rentes. Het is nu niet opportuun om kapitaal tien jaar lang vast te klikken aan een relatief lage rente. Dan zijn beleggingsproducten een beter alternatief’, vindt Vermeiren.
Luc Aben van Van Lanschot heeft enkele bedenkingen bij die verdeling. ‘In een beleggingsportefeuille is het geld op een spaarrekening dood geld. Bovendien lijkt het me beter om de aandelenweging zo’n 10 procent lager te zetten en wat meer in obligaties te investeren. Qua risico en rendement is dat een betere verhouding.’
Portefeuille 3: Nadruk op zekerheid
Deutsche Bank ziet voor Jan geen heil in een spaarrekening: de rentes zijn te laag en Jan beschikt al over voldoende liquide middelen om onverwachte uitgaven op te vangen. Zo’n 30 procent van de portefeuille gaat wel naar een spaarverzekering, zodat Jan voor dat deel van zijn portefeuille al een idee heeft van het te verwachten rendement.
‘We kiezen voor zekerheid’, zegt Wim D’Haese, beleggingsspecialist bij Deutsche Bank. ‘Concreet gaan we voor twee gestructureerde producten: een waarvan het rendement afhankelijk is van Italiaans overheidspapier en een die gekoppeld is aan een gemengd beleggingsfonds dat zowel in aandelen als obligaties belegt. Het kapitaal is gegarandeerd en de spaarder heeft nog uitzicht op opwaarts rendement.’
Deutsche Bank stopt 30 procent van Jans beleggingsportefeuille in een gemengd beleggingsfonds. Daarmee is Deutsche Bank de enige financiële instelling die geen apart aandelenfonds in zijn portefeuille opneemt. ‘We staan zeker positief tegenover aandelen en via het gestructureerde product en het gemengd beleggingsfonds wordt er ook in aandelen geïnvesteerd’, zegt D’Haese. ‘Maar voor een spaarder die ook veel belang hecht aan zekerheid, mag je dat gewicht niet verder opdrijven.’
Ook hier maakt Luc Aben van Van Lanschot enkele kanttekeningen. ‘Er is niets mis met gestructureerde producten, zeker niet voor beleggers die defensief zijn ingesteld of weinig ervaring hebben met financiële markten. Maar 40 procent van de totale portefeuille lijkt me veel, zeker met een beleggingshorizon van tien jaar. Dat is lang genoeg om met een gespreide portefeuille en een actief beheer zowel het rendement als het risico in de hand te houden. Sowieso zou ik de looptijd beperken tot vijf jaar, omdat er een kostprijs is verbonden aan de zekerheid die dergelijke producten bieden’, vindt de econoom.
Aben zou het gewicht van aandelen eveneens optrekken en stelt zich vragen bij de spaarverzekering. ‘Dat is geen liquide product. Het is nochtans cruciaal dat je bij een beleggingsportefeuille vlot kunt ingrijpen in de verdeling van de verschillende activa’, klinkt het.
Tijd nemen
Hoe bevrijdend het ook mag zijn om eindelijk enkele alternatieven voor uw spaarcenten aangereikt te krijgen, het is geen goed idee om dolenthousiast uw beschikbaar kapitaal in één keer over de verschillende producten te verdelen. ‘De invulling van een portefeuille spreid je best over enkele maanden tot zelfs een jaar’, raadt Aben aan. ‘Wie gespreid in een beleggingsfonds stapt, koopt deelbewijzen als ze wat duurder zijn maar ook wanneer de koers is gedaald. Op het einde van de rit koop je zo meer deelbewijzen voor hetzelfde kapitaal.’
Dé standaardportefeuille bestaat overigens niet. Niet alleen hangt de samenstelling af van het profiel van de spaarder, elke bank geeft daar ook nog eens haar eigen invulling aan. Op het einde van de rit is het nog altijd de spaarder zelf die op zoek moet naar de portefeuille die op zijn lijf is geschreven. Daarbij is het verleidelijk de bereidheid om risico te nemen in te vullen in functie van de potentiële rendementen, maar dat is een verkeerd uitgangspunt. Traditionele spaarproducten blijven de enige optie voor wie een deel van zijn spaarcenten niet kan missen, zelfs met de huidige lage rentes.