Een van de belangrijkste wijzigingen in het nieuwe erfrecht heeft te maken met wat er bij uw overlijden níét meer in uw vermogen zit. Namelijk al datgene wat u tijdens uw leven al hebt weggeschonken. Vreemd, vindt u? Verre van. ‘De wetgever wil verhinderen dat u uw hele hebben en houden weggeeft en zo uw erfgenamen onterft’, legt Alain Verbeke van het advocatenkantoor Greenille by Laga uit.
1. Waarom spelen schenkingen uit het verleden een rol op het moment van overlijden?
Tijdens uw leven kunt u wegschenken wat u wilt, aan wie u wilt. Er geldt geen enkele wettelijke beperking. In de praktijk zult u er natuurlijk over moeten waken dat u een appeltje voor de dorst achter de hand houdt, voor geplande én onvoorziene uitgaven. Want het basisprincipe van schenken is: gegeven is gegeven. U bent niet langer heer en meester over wat u hebt uitgedeeld.
Maar op de dag dat u overlijdt, zal er toch worden nagegaan of u tijdens uw leven niet te vrijgevig geweest bent. Aangezien alles wat u wegschonk uit uw vermogen verdwenen is, kunnen uw erfgenamen die goederen niet langer erven. Maar de wetgever vindt dat bepaalde erfgenamen, meer bepaald uw echtgenoot en uw kinderen, altijd recht hebben op een minimumdeel van uw nalatenschap. In het jargon heet dat minimumdeel de ‘reserve’ .
‘Om te bepalen hoe groot dat minimale erfdeel is, wordt uitgegaan van het volledige vermogen van de overledene. Met andere woorden, het vertrekpunt is de situatie waarbij er nooit iets weggeschonken zou zijn’, legt Verbeke uit. ‘Als men alles wat weggeschonken werd niet zou meerekenen, zou de doelstelling van het minimale erfdeel immers worden uitgehold.’
Hoe wordt nagegaan of uw minimumdeel nog intact is?
Dat gebeurt via een driestappenplan:
- Ga na wat nog in het vermogen aanwezig is op de dag van het overlijden.
- Trek de uitstaande schulden ervan af.
- Ga na welke schenkingen er al zijn gedaan.
Op de dag van het overlijden wordt het vermogen van de overledene dus samengesteld alsof er nooit schenkingen zijn gebeurd. Daarop berekent men het ‘beschikbare deel’ van de nalatenschap (datgene wat na de toekenning van de reserve overblijft) en het ‘minimale erfdeel’ van de kinderen en de echtgeno(o)t(e).
Erfenisgids
Bereid u voor op het nieuwe erfrecht
De Erfenisgids is op 25/11 verschenen. Bent u abonnee van De Tijd? Klik hier om de gids (PDF versie) te lezen.
Het minimale erfdeel dat aan de kinderen toekomt - hun ‘reserve’ of ‘voorbehouden erfdeel’ - moet tussen hen gelijk verdeeld worden. Daarvoor past men de regels van ‘inbreng’ toe (het in rekening brengen of verrekenen van schenkingen tussen erfgenamen die recht hebben op een gelijk deel van de nalatenschap.).
Het ‘beschikbare deel’ daarentegen is het deel waar u als erflater vrij over beschikt: u mag dat deel geven aan wie u wilt. Maar bij uw overlijden zal wel worden nagegaan of u niet te veel geschonken hebt. Als blijkt dat u meer hebt weggegeven dan wat vrij beschikbaar was, is er sprake van ‘inkorting’. De erfgenaam kan dan teruggave vorderen van hetgeen is geschonken of geërfd in strijd met zijn legitieme portie. De gedane schenkingen worden met terugwerkende kracht ongedaan gemaakt.
2. Welke schenkingen spelen een rol voor de inbreng?
Schenkingen moet men soms ‘inbrengen’ in de nalatenschap. De ‘inbreng’ is het in rekening brengen of verrekenen van schenkingen tussen erfgenamen die recht hebben op een gelijk deel van de nalatenschap.
Op dit ogenblik komen daarvoor alle schenkingen aan toekomstige erfgenamen in aanmerking. Het maakt niet uit of ze gedaan werden aan de kinderen; ook een broer of een zus of een neef moet inbrengen, tenminste als ze wettelijke erfgenamen zijn - dat wil zeggen dat ze uw nalatenschap erven omdat u geen testament hebt opgesteld. Dat geldt voor een broer of zus als u geen kinderen hebt, en voor een neef als u geen broers of zussen hebt. De wet veronderstelt dat wie schenkt aan een erfgenaam, dat doet als voorschot op de erfenis. Die erfgenaam krijgt weliswaar sneller een bepaald goed of een som geld, maar het is niet de bedoeling om die erfgenaam een extraatje te geven.
NIEUW!
Het nieuwe erfrecht wijzigt die regel:
• Vanaf september volgend jaar moeten alleen nog afstammelingen hun schenkingen inbrengen. Dat zijn in eerste instantie uw kinderen, maar desgevallend ook uw kleinkinderen. De wet blijft er namelijk van uitgaan dat u al uw kinderen gelijk wilt behandelen, ook al geeft u een van hen tijdens uw leven al een duwtje in de rug. Is het toch uw bedoeling het kind in kwestie te bevoordelen, dan zult u moeten specificeren dat het gaat om een ‘schenking buiten erfdeel’.
• Andere erfgenamen, zoals de echtgenoot, de broers en zussen of andere familieleden, hoeven voortaan schenkingen niet langer in te brengen. Het nieuwe erfrecht veronderstelt dat u wel degelijk de bedoeling heeft die erfgenaam buiten erfdeel een extraatje toe te stoppen. Ziet u dat anders, dan zult u bij de schenking moeten aangeven dat die schenking toch moet worden ingebracht.
3. Hoe moet u die schenkingen inbrengen?
‘Het nieuwe erfrecht vereenvoudigt de wijze waarop dit moet gebeuren drastisch’, legt Hélène Casman van Greenille by Laga uit.
→ Situatie vandaag
Wat u moet inbrengen, hangt af van het type goed dat werd geschonken.
• Roerende goederen (geld, auto, kunst...) moeten worden ingebracht in waarde, tegen de waarde op de dag van de schenking.
Voorbeeld
Wie 20 jaar geleden 100.000 euro geschonken kreeg, moet nog altijd 100.000 euro inbrengen. Omdat de inbreng in waarde moet gebeuren, moet wie 20 jaar geleden een kunstwerk kreeg, niet dat kunstwerk zelf inbrengen, maar wel de waarde van dat kunstwerk verrekenen. Het gaat dan om de waarde op het tijdstip van de schenking, niet op het tijdstip van overlijden.
• Onroerende goederen (grond, gebouwen...) moeten in natura worden ingebracht, dat wil zeggen dat het goed moet terugkeren zoals het is op het tijdstip van overlijden.
Voorbeeld
U kreeg 20 jaar geleden een afgeleefd dakappartement geschonken, dat u sindsdien hebt gerenoveerd tot een luxueus penthouse. Vanwege de inbreng in natura moet u dat penthouse inbrengen. Maar u hebt wel recht op een vergoeding voor de gedane verbeteringen. Dat is natuurlijk maar een kleine troost tegenover de verplichting om het appartement zelf in te brengen.
→ Situatie vanaf september 2018
Eén uniforme regel voor alle soorten schenkingen
Vanaf september volgend jaar geldt één uniforme regel, ongeacht het type goed dat geschonken werd. De inbreng gebeurt voortaan in waarde, meer bepaald in de waarde op de dag van de schenking. ‘Niet langer wat u schonk, is belangrijk, wél wanneer u schonk’, zegt Casman. Omdat het een voordeel is om vroeger te krijgen, zal die waarde wel geïndexeerd worden tot aan de dag van het overlijden. Die indexering gebeurt op basis van de inflatie. Dat zal dus het geval zijn voor geschonken roerende goederen, maar ook voor geschonken onroerende goederen.
In het nieuwe erfrecht telt voor schenkingen alleen de waarde waarmee de schenker zich verarmt.
Bovendien gelden die regels zowel voor de inbreng (voor het realiseren van gelijkheid tussen de kinderen) als voor de inkorting (om te vermijden dat er te veel geschonken is ten nadele van de kinderen).
Voor de inbreng zal de nieuwe regel vooral verschil maken voor onroerende goederen. Niet alleen keren ze niet langer in natura terug, men kijkt ook niet meer naar hun waarde op de dag van overlijden. ‘Er wordt alleen nog gekeken naar het bedrag waarmee de schenker zich verarmt’, zegt Casman. ‘De waardestijging of waardedaling sinds de schenking is voor rekening van de begiftigde. Wat hij doet met de geschonken goederen, is immers volledig zijn verantwoordelijkheid.’ Verdubbelt of halveert de waarde, in beide gevallen komt dat integraal op rekening van de begiftigde. Verkoopt hij het onroerend goed en belegt hij het gunstig in iets anders, dan kan hij daarvan het voordeel genieten zonder verantwoording te moeten afleggen aan zijn broers en zussen. Maar hetzelfde geldt als hij het onroerend goed verkoopt en het geld uitgeeft of slecht belegt. Hij draagt dus integraal de verantwoordelijkheid voor waardedalingen te wijten aan slecht beheer. Maar dat geldt evenzeer als de waardeschommeling veroorzaakt wordt door omstandigheden buiten zijn wil, bijvoorbeeld een wijziging van de ruimtelijke ordening of de aanleg van wegen in de buurt.
Opgelet!
1 uitzondering
Op die indexering vanaf de dag van de schenking geldt één belangrijke uitzondering. ‘De regel van indexering steunt op de idee dat de begiftigde zelf verantwoordelijk is voor hetgeen werd geschonken’, duidt Casman. Bijgevolg begint de indexering pas te lopen vanaf de dag dat hij dat zogenaamde ‘meesterschap’ integraal in handen krijgt. Die situatie dat de begiftigde op de dag van de schenking nog niet ‘heer en meester’ wordt over het geschonken goed, is allesbehalve zeldzaam. Ouders schenken bijvoorbeeld vaak aan hun kinderen ‘met voorbehoud van vruchtgebruik’.