Sinds 1 januari int niet langer de federale overheid de successierechten, maar kan elk gewest de inning zelf organiseren. Het Vlaams Gewest ging daarin het verst en bouwde de eigen belastingdienst fors uit. De bevoegdheidsoverdracht zorgt voor een aantal praktische wijzigingen voor de aangifte van een nalatenschap. Een praktische leidraad.
1. Welk gewest is bevoegd?
Dat hangt af van de woonplaats van de overledene. Waar de erfgenaam woont, heeft geen belang. Had de overledene zijn laatste fiscale woonplaats in het Vlaams Gewest, dan is de Vlaamse erfbelasting van toepassing. Woonde hij tijdens zijn laatste vijf levensjaren op meer dan één plaats in België? Dan moet enkel Vlaamse erfbelasting betaald worden als de overledene in die periode het langst in Vlaanderen woonde.
2. Wie moet aangifte doen van een nalatenschap?
Als erfgenaam of algemeen legataris bent u verplicht om aangifte te doen van wat de overledene nalaat. Een algemeen legataris kan bij testament worden aangesteld en kan de gehele nalatenschap krijgen.
3. Waar moet de aangifte worden ingediend?
Sinds 1 januari moet de aangifte bij de Vlaamse Belastingdienst ingediend worden met het nieuwe formulier ‘Aangifte van de nalatenschap’. Het formulier is gebruiksvriendelijk en biedt een goede leidraad. U kunt de aangifte zelf doen of u kunt een gevolmachtigde (notaris, advocaat, fiscaal adviseur…) in de arm nemen. Het ingevulde formulier stuurt u op naar de Vlaamse Belastingdienst - Erfbelasting, Vaartstraat 16, 9300 Aalst. Die dienst verzamelt alle aangiften voor heel Vlaanderen, de regionale kantoren zijn niet langer bevoegd.
4. Wat moet worden aangegeven?
Dat hangt ervan af of de overledene al dan niet rijksinwoner was. ‘Rijksinwoner’ betekent dat de overledene zijn werkelijke woonplaats in een Belgische gemeente had. ‘De administratieve inschrijving in een gemeente - de wettelijk domicilie - geldt louter als een vermoeden. Enkel de werkelijke woonplaats van de overledene op het ogenblik van het overlijden telt’, zegt Ann Maelfait van Rivus Advocaten.
Van een rijksinwoner moeten volgende zaken aangegeven worden:
- alle roerende goederen die de overledene bezat op datum van zijn overlijden: banktegoeden, inboedel, auto,…
- alle in België en/of in het buitenland gelegen onroerende goederen die de overledene bezat op datum van zijn overlijden.
- de levensverzekeringen, zowel die van de overledene als die van zijn huwelijkspartner.
- alle verkopen van onroerende goederen die plaatsvonden in de periode van drie jaar voor het overlijden.
- alle schenkingen, zowel roerende als onroerende, die plaatsvonden in een periode van drie jaar voor het overlijden.
De openstaande schulden mogen in mindering gebracht worden. Nieuw is dat de schulden forfaitair geraamd mogen worden, zonder dat de effectieve schuld moet worden aangetoond. Het forfait bedraagt 1.500 euro voor zaken zoals de laatste ziekenhuisrekening, huishoudelijke schulden,… en 6.000 euro voor de begrafeniskosten. De forfaits worden jaarlijks geïndexeerd. De schulden aangegaan voor de verkrijging van onroerende goederen - zoals een hypothecaire lening - vallen niet onder het forfait.
Op het saldo moet erfbelasting betaald worden. Er bestaan wel gunstregimes voor de verwerving van de gezinswoning door de langstlevende echtgenoot of samenwonende partner en bij de voortzetting van familiale ondernemingen. ‘Die worden voortaan rechtstreeks in de aangifte gevraagd en moeten niet langer via een afzonderlijke aanvraag gebeuren’, zegt Maelfait.
Was de overledene geen rijksinwoner, dan moeten enkel het vastgoed in België worden aangegeven.
5. Hoeveel is het vastgoed waard?
U mag zelf een waarde op het vastgoed kleven. In de praktijk maakt meestal de notaris of vastgoedmakelaar een schatting. Wie in het verleden discussies met de fiscus wilde vermijden, kon een voorafgaande schatting door een onafhankelijke deskundige vragen. Zijn waardeschatting was bindend voor debelastingplichtige en de administratie. Maar die werkwijze kan niet meer. U kunt enkel een schatting aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie vragen. Dat maakt dat de administratie zelf rechter en partij is. Wie niet akkoord gaat, moet een bezwaar indienen tegen het aanslagbiljet.
6. Hoeveel tijd heb ik om een aangifte in te dienen?
Voor een overlijden in België moet u de aangifte binnen een termijn van vier maanden doen. Ging het om een overlijden in het buitenland? U hebt vijf maanden de tijd als de man of vrouw overleed in een land van de Europese Economische Ruimte (de 28 lidstaten van de Europese Unie, IJsland, Liechtenstein en Noorwegen). Daar komt nog een maand bovenop voor een overlijden buiten de EER. ‘U kan wel uitstel vragen, bijvoorbeeld als de aangifte complex is. Dat kan enkel zolang de aangiftetermijn nog niet verstreken is’, merkt Maelfait op.
7. Wat als de aangifte te laat is ingediend?
Elke erfgenaam moet een boete betalen. Die boetes zijn sinds Nieuwjaar fors verhoogd. In het verleden bedroeg die 25 euro per maand vertraging en per erfgenaam die in gebreke bleef. Maar voortaan worden er belastingverhogingen geheven die een percentage van de verschuldigde erfbelasting bedragen. Van de vijfde tot en met de tiende maand gaat het om 5 procent. Dat bedrag loopt op tot 20 procent voor wie anderhalf jaar na het overlijden nog geen aangifte heeft ingediend.
Maelfait wijst erop dat dit een bijzonder zware sanctie is die vooral in complexe dossiers problemen schept. ‘Doordat de erfbelasting pas verschuldigd is na het vestigen van een aanslag, is het niet langer mogelijk om een voorschot of provisie te betalen. Dat was vroeger een courante praktijk om nalatigheidsintresten te vermijden.’
Ook als er een verlenging van de indieningstermijnen werd gevraagd én bekomen, moeten nog er nog boetes betaald worden. Die schommelen tussen 1 en 10 procent van de verschuldigde erfbelasting. Daarbovenop kan de Vlaamse administratie ook boetes opleggen voor verzuim. Een aangifte met een te lage waarde kan leiden tot bijkomende boetes die oplopen tot 20 procent van de verschuldigde erfbelasting. Bij fraude kan de boete zelfs oplopen tot 100 procent.
.