(netto/nyt) - President worden doe je in de VS niet met goede ideeën alleen. Achter elke winnaar staat de laatste decennia een uitgekiende communicatiestrategie, een lange reeks toespraken en evenementen in het hele land en vooral een uitgebreid team lokale vrijwilligers die letterlijk van deur tot deur trekken om stemmen te ronselen. Zoveel overtuigingskracht is lang niet goedkoop. Kandidaten halen aan de lopende band donaties op en draaien er op een jaar tijd honderden miljoenen dollar door.
Vele kleintjes…
De cijfers komen van de New York Times die meteen ook de details meegeeft. Daaruit blijkt onder meer dat Obama vooral kon profiteren van een bijna eindeloze reeks kleine giften. Van de bijna 660 miljoen dollar die hij ophaalde, blijkt meer dan 250 miljoen samengesteld uit donaties van 200 dollar of minder. Dat geld haalde nieuwe president op tijdens lokale inzamelacties en via zijn website.
De inkomsten van John McCain blijken daarentegen mooi verdeeld tussen de drie categorieën die de New York Times hanteert, met donaties tussen 200 en 2299 dollar als belangrijkste groep.
Reclame aan de lopende band
McCain en Obama haalden natuurlijk vooral geld op in de grote steden van de VS. Zo waren inwoners van New York en omstreken de gulste schenkers voor beide kandidaten en vloeide er ook heel wat geld vanuit San Francisco en Chicago naar de twee campagnes. Een uitschieter voor Obama was zijn thuisstad Chicago, terwijl McCain opvallend veel geld ophaalde in Florida en Texas.
Belastingen als issue nummer één
Oorlogskas
Rond de officiële campagne cirkelen bovendien steeds meer politieke comités die vaak rond één issue draaien. Zo vinden we op de lijst van de New York Times namen als “Mayors Against Illegal Guns” (burgemeesters tegen illegale wapens) of “United Auto Workers” (de machtige vakbond van de Amerikaanse automobielconstructeurs).
