In België was de regel dat uw vakantierechten afhangen van de prestaties tijdens het vorige jaar. Wie vorig jaar niet werkte, had dit jaar geen recht op betaalde vakantie. Maar dat viel moeilijk te rijmen met de Europese regelgeving. Wie vorig jaar niet werkte, moet evenzeer vakantie kunnen nemen, oordeelt Europa. Daardoor was België verplicht zijn wetgeving aan te passen. Het Koninklijk Besluit werd eind juni gepubliceerd en geldt retroactief vanaf 1 april 2012. Daardoor kunnen de eerste vakantieaanvragen nu al ingediend worden. Waarover gaat het?
Aanvullende vakantie
Om aan de Europese regels te voldoen, werd een nieuw vakantierecht gecreëerd: de aanvullende vakantie. Die is er specifiek voor beginnende werknemers of iemand die na een periode van non-actief opnieuw aan de slag gaat. Vakantie kan van zodra er een aanloopperiode van minstens 3 maanden achter de rug is. Dat betekent dat de werknemer gedurende 3 maanden, al dan niet ononderbroken, bij één of meerder werkgevers moet gewerkt hebben of gelijkgestelde prestaties hebben. Die periode van 3 maanden moet binnen hetzelfde kalenderjaar vallen en eventuele wettelijke vakantiedagen moeten opgebruikt zijn. Wie sinds 1 april aan de slag is, kan zijn aanvullende vakantie al aanvragen.
(Her)beginnen
De aanvullende vakantie is voor wie begint of herbegint te werken. ‘Beginnen’ werken betekent dat de werknemer tijdens het vorige jaar (vakantiedienstjaar) niet onderworpen was aan de vakantiereglementering voor werknemers. Concreet gaat het om:
- Wie voor het eerst aan de slag gaat als werknemer
- Wie aan de slag gaat na een periode in het buitenland gewerkt te hebben
- Wie overstapt van het zelfstandigen- naar het werknemersstatuut
- Wie overstapt van de overheids- naar de privésector
‘Hervatten’ betekent dat u aan de slag gaat na een langdurige periode van werkloosheid, een langdurige arbeidsongeschiktheid, legerdienst, periode van voltijds tijdskrediet of thematisch verlof (palliatief verlof, ouderschapsverlof en zorgverlof) of onbetaald verlof.
Voorschot op vakantiegeld
Tijdens de aanvullende vakantie wordt er een vergoeding betaald. Dat is echter een voorschot op het latere dubbel vakantiegeld. Het is dus de werknemer zelf die zijn vakantiedagen financiert. Het is overigens geen verplichting om de aanvullende vakantie op te nemen. Welke vergoeding er tijdens de aanvullende vakantie wordt betaald en hoe lang er vakantie kan genomen worden, hangt af van het statuut.
Een bediende krijgt tijdens zijn aanvullende vakantie zijn gewone loon doorbetaald. Vanaf de laatste week van de aanloopperiode heeft een bediende recht op maximum 5 vakantiedagen. In een zesdagenweek is dat maximum 6 dagen. Na de aanloopperiode is dat 2 dagen per maand van verrichte prestaties bij één of meerdere werkgevers als er gewerkt wordt in een zesdagenstelsel. Bij andere arbeidsstelsels is dat naar verhouding van dat arbeidsstelsel.
Voor arbeiders bedraagt het aanvullend vakantiegeld 7,69 procent van de lonen van de periode die recht geven op de aanvullende vakantie. Het moet aangevraagd worden bij de vakantiekas met een formulier opgesteld door de Rijkdienst Jaarlijkse Vakantie. De duur van de aanvullende vakantie is dezelfde als de duur van de maximale wettelijke vakantie waarop de arbeider theoretisch recht kan hebben. Een arbeider die 48 tot 63 dagen werkte, heeft recht op 4 wettelijke vakantiedagen. Wie 64 tot 76 normale werkelijke arbeidsdagen en gelijkgestelde dagen heeft, mag rekenen op 5 wettelijke vakantiedagen.