Particulieren die diensten aanbieden via elektronische platformen zoals Uber en op jaarbasis minder dan 5.000 euro bruto verdienen, zullen op hun opbrengst de facto tien procent aan belastingen moeten betalen. Dat staat volgens De Standaard in een nieuwe regeling, die het parlement nog moet passeren en in juli in werking zou treden.
De regeling is een uitvloeisel van de begrotingscontrole in april, toen de regering 20 miljoen inschreef voor een 'specifiek fiscaal kader' voor occasionele 'bijklussers'. Vicepremier Alexander De Croo verduidelijk wel dat Airbnb niet onder het regime valt. Huurinkomsten worden niet specifiek belast, dus ook niet bij Airbnb en andere occasionele huurplatformen.
Dit is de fiscaliteit van de toekomst
De specifieke regels voor de deeleconomie zullen van toepassing zijn op alle diensten die onder de fiscale categorie 'diverse inkomsten' - en dus niet onder onroerende inkomsten - kunnen vallen.
Als de particulier meer dan 5.000 euro verdient, wordt het globale bedrag belast tegen het progressieve tarief, dat kan oplopen tot 50 procent.
De horeca- en taxisector verwijten de regering op die manier zelf deloyale concurrentie te organiseren. Bovendien zou de maatregel niet de 20 miljoen opbrengen die de regering voor ogen heeft.
Vicepremier Alexander De Croo (Open VLD) is het niet eens met de kritiek. 'Dit is de fiscaliteit van de toekomst', klonk het in de 'De Ochtend' op Radio 1. 'We gaan hier niet mee in concurrentie met de klassieke zelfstandigen. Voorbij 5.000 euro betaal je het gewone belastingtarief. Maar wie gewoon eens wil proeven van het ondernemerschap, die betaalt een eenvoudig gunsttarief'.