Cultuur is levensbelangrijk. Wie zich mengt in het debat, moet wel serieus blijven en argumenteren met feiten en cijfers
Moet cultuur ten onderen gaan aan de principes van de vrijemarkteconomie?
Door Guy Joosten, operaregisseur en Artistiek Directeur van de International Opera Academy
Al even gooit topeconoom Paul De Grauwe zich op als kenner van de cultuursector en zijn financiering. Hij moet dan ook een boek aan de man brengen dat dat thema behandelt. Te pas en te onpas laat hij zijn licht schijnen over de cultuursubsidies. Door de nakende besparingen ligt de sector flink onder vuur.
Cultuurmakers zijn eens te meer aangeschoten wild, makkelijk te treffen, moet De Grauwe denken. Hij schiet er maar op los. ‘Waarom nog subsidies voor de opera? Die toeschouwers hebben geld genoeg, laat ze er zelf voor betalen.’ meende De Grauwe dinsdag in een opiniestuk in De Morgen.
Is de professor zelf al naar de opera geweest? Dan zou hij weten dat onze operahuizen dateren uit de negentiende eeuw en vroeger. Ze bieden plaats aan amper duizend toeschouwers. Die zouden dan wel heel diep in hun geldbeugel moeten tasten om de kosten van één avond te dekken.
Waarde professor De Grauwe, als wij de smaak van het volk hadden laten gelden waren ons de grootste werken en kunstenaars uit de geschiedenis onthouden gebleven.
Bovendien hebben de operahuizen jarenlang gewerkt aan het verruimen en verjongen van hun publiek. Waar gaat de motivatie en interesse van die mensen naartoe als ze zelf voor de kosten moeten opdraaien? Meteen zou er een einde komen aan de waardevolle inspanningen voor een gezonde cultuurparticipatie.
‘Je zou de subsidie afhankelijk kunnen maken van het aantal bezoekers dat een kunsthuis trekt’, zegt De Grauwe. Wel, beste professor, hoe rijmt u dat met uw vorige stelling? De operahuizen zijn steeds zeer goed gevuld: al het geld naar de opera dan maar?
Subsidieverdeling
Niet eens nieuw is zijn opinie om het publiek te laten beslissen hoe de subsidies verdeeld moeten worden. Jean-Jacques De Gucht suggereerde een hele poos geleden al die nog premature visie op de subsidieverdeling. Wel vindt De Grauwe dat ook het experimentele zijn plaats moet krijgen. Hoe denkt hij dat te bereiken als het grote publiek zijn zegen moet geven over een niche die het amper of niet kent? Waarde professor, als wij de smaak van het volk hadden laten gelden, waren ons de grootste werken en kunstenaars uit de geschiedenis onthouden gebleven.
‘Ik denk dat kunst en cultuur van uitermate groot belang zijn, maar die reden is onvoldoende voor subsidies. De productie en verdeling van voedsel laten we haast volledig over aan het marktmechanisme ondanks het feit dat voedsel levensbelangrijk is’, poneert De Grauwe elders. Om maar iets te noemen: wat moeten we dan denken van al die subsidies voor de appels en peren?
Mij hoort u niet beweren dat het huidige subsidiesysteem met zijn beoordelingscommissies feilloos is en niet vatbaar voor noodzakelijke veranderingen. Maar wie zich wil mengen in het debat, moet wel serieus blijven en argumenteren met feiten cijfers. Dit is een ernstige kwestie, want ook cultuur is levensbelangrijk! De wereld lijdt al genoeg onder de vaak perverse principes van de vrijemarkteconomie. Moet de cultuur hier ook nog aan ten gronde gaan?