opinie

Berekeningswijze inflatie-index groter probleem dan automatische loonindexatie

Docent economie aan de KU Leuven en de UHasselt

Vermits er voor de gezondheidsindex slechts beperkt wordt gecorrigeerd voor hogere energiekosten, dreigt er een onevenwicht. De overheden zullen immers baat hebben bij hogere prijzen, en ook werknemersorganisaties zullen er geen onoverkomelijk nadeel in zien. Maar het ondergraaft wel onze competitiviteit.

Door Stefan Duchateau, docent economie aan de KU Leuven (Brussel) en UHasselt. Hij is tevens adviseur van de Argenta Groep. Hij schrijft in eigen naam.

Met de huidige prijsontwikkelingen in België maak je weinig vrienden. De inflatie bedraagt 2,97 procent, het hoogste peil in vijf jaar. De consument moet de algemene inflatie-index ondergaan aan de kassa en de spaarder moet de inflatie aftrekken van zijn zeer karige rentevergoeding.

Advertentie

De consument zal evenwel - voor zover hij of zij loontrekkende is - een deel van deze prijsstijgingen gecompenseerd zien door de automatische loonindexatie.

Stefan Duchateau ©Ivan Put

In de algemene inflatie-indicatoren valt echter een zeer specifieke Belgische ontwikkeling op. De prijsindex heeft hier al vanaf het eerste kwartaal van 2015 zijn spurt ingezet, terwijl dit in de eurozone pas vanaf de tweede helft van 2016 wordt vastgesteld. De verklaring is snel gevonden: ook de energieprijzen zetten in België hun klim meer dan een jaar vroeger in dan de rest van de eurozone. Een aantal maatregelen in de Belgische energiemarkt zijn daar uiteraard niet vreemd aan.

De meest negatieve impact laat zich echter op middellange termijn voelen. Dat heeft te maken met de combinatie van de zeer typische Belgische gezondheidsindex en de automatische doorrekening hiervan in de lonen. Bij de berekening van deze inflatie-index wordt er weliswaar (onder meer) gecorrigeerd voor benzine- en dieselprijzen, maar dat is maar een beperkt deel van de totale energiefactuur.

Op die manier sijpelen niet alleen de tweede ronde-effecten (prijsstijgingen die zelf leiden tot hogere prijzen voor andere goederen en diensten) van stijgende energieprijzen met enige vertraging door, zoals in de buurlanden, maar zal de energieprijs versneld en ongehinderd zijn weg vinden in de Belgische looninflatie.

Concurrentiepositie

Het debat over de voor- en nadelen van de automatische loonindexatie is een huis met vele kamers, maar een belangrijk nadeel is dat onze concurrentiepositie in de huidige omstandigheden (nog) meer onder druk komt te staan. De meeste eurolanden richten zich immers meer op de kerninflatie bij de bepaling van hun loonvorming, zodat energieprijzen hierin veel minder snel doorsijpelen.

Door de volatiele energieprijzen wordt het voor investeerders in de Belgische industrie erg moeilijk om de toekomstige loonkosten in te schatten.

Een voordeel van de automatische indexatie is haar voorspelbaarheid. Dat voordeel gaat nu echter grotendeels verloren in de context van volatiele energieprijzen. Daardoor wordt het voor investeerders in de Belgische industrie erg moeilijk om de toekomstige loonkosten in te schatten.

Advertentie

En er is nog een sombere noot voor onze inflatie. In het verleden is steeds vastgesteld dat een beweging van de olieprijzen zich met een vertraging van een zestal maanden doorzet in de Belgische inflatie. De recente toename van de koers van de zwarte smurrie heeft dus nog maar beperkt zijn stempel gedrukt op de Belgische consumptieprijzen. Dat belooft dus.

Loonstijgingen

Hoe dan ook lijkt de manier waarop de gezondheidsindex wordt berekend mij problematischer dan de automatische verrekening in de lonen. Vermits er slechts in beperkte mate wordt gecorrigeerd voor de toename van de energiekosten, dreigt er een onevenwicht. De overheid (inclusief de gemeenten) zullen er baat bij hebben om deze prijzen naar boven te zien evolueren. En werknemersorganisaties zullen hier niet echt een onoverkomelijk nadeel in zien: het overgrote deel wordt gecompenseerd door loonstijgingen, en pijnlijke besparingsmaatregelen om de begroting recht te trekken worden vermeden.

De concurrentiële achteruitgang tegenover onze oosterbuur stemt volledig overeen met het gecumuleerde verschil tussen de Belgische gezondheidsinflatie en de Duitse kerninflatie.

Deze houding is begrijpelijk, maar ze ondergraaft stelselmatig onze competitiviteit op middellange termijn. Sinds de invoering van de euro bedraagt het gecumuleerde verschil tussen de Belgische gezondheidsindex en de Europese kerninflatie zo’n 10%, en met Duitsland is het verschil al ruim 13%.

Laten we als maatstaf voor de efficiëntie van onze productie in Europees verband - en dus ook als lakmoestest voor de houdbaarheid van onze tewerkstelling - de ontwikkeling van de reële effectieve wisselkoers van België vergelijken met Duitsland. Dan blijkt de concurrentiële achteruitgang tegenover onze oosterbuur volledig overeen te stemmen met het gecumuleerde verschil tussen de Belgische gezondheidsinflatie en de Duitse kerninflatie.

Eerder dan een politiek gevoelige discussie over het automatisme van de doorrekening van de inflatie, lijkt me daarom een discussie over de precieze berekening aangewezen.

Advertentie
Gesponsorde inhoud