ESG, of door de bomen het bos niet meer zien
De lancering van een Belgische ESG-Index door Euronext Brussels leidde tot ontgoocheling over gemiste kansen bij bedrijven die uit de index vallen. De vraag blijft hoe we ESG en duurzaamheid moeten definiëren.
De ontgoocheling over de niet-opname in de ESG-index was zo groot dat de vastgoedonderneming VGP de beursuitbater beschuldigde van zware fouten bij de samenstelling. ‘We hebben geen fout gemaakt’, zei de CEO van Euronext Brussel. Een gewaagde uitspraak, want iedereen heeft zijn eigen waarheid over duurzaamheid. Zeker na een bewogen jaar voor ESG met een energiecrisis, gerechtelijke onderzoeken naar greenwashing en de onduidelijkheid over SFDR Artikel 9 (duurzaamheids)fondsen.
Duurzame investeringen evalueren op basis van de reële duurzame impact lijkt een evidentie, maar die is moeilijk vast te stellen. Het debat over duurzame financiering wordt daardoor gepolariseerd, zelfs gepolitiseerd.
Fout of niet, een maand later duikt VGP toch op in de ESG-index, en wellicht niet omdat het zijn duurzaamheidsprofiel verbeterd heeft. Het toont aan dat alles afhangt van hoe we ESG en duurzaamheid definiëren.
ESG-indexen en de SFDR-duurzaamheidscategorieën hebben verstrekkende gevolgen. Ze bepalen waar duizenden miljarden aan duurzame beleggingen in onze economie worden geïnvesteerd en zo ook de financieringskosten van bedrijven. De reactie van VGP was begrijpelijk. Maar is ze gerechtvaardigd? Duurzaamheid beoordelen zonder duidelijk kader creëert verwarring over wat duurzame socio-economische groei is en hoe kapitaal daaraan moet bijdragen.
- De auteur
- Wim Van Hyfte is hoofd duurzaam beleggen bij de vermogensbeheerder Candriam.
- De kwestie
- De lancering door Euronext Brussels van een Belgische ESG-Index leidde tot ontgoocheling over gemiste kansen bij bedrijven die uit de index vallen.
- De conclusie
- De vraag blijft hoe we ESG en duurzaamheid moeten definiëren.
ESG is geen referentiekader. ESG is simpelweg informatie die betrekking heeft op externe kosten en baten van bedrijven (en consumenten) rond milieu, maatschappij en deugdelijk bestuur, die niet (voldoende) op de markt worden gewaardeerd en in regulering vervat zijn.
Standaard
Bedrijven zouden naast de financiële rapportering ook dergelijke informatie moeten publiceren, om beleggers toe te laten de duurzaamheidsrisico’s en -opportuniteiten te identificeren en de negatieve gevolgen voor milieu en maatschappij te beperken of te elimineren. Een ESG-index voor duurzame beleggingen zet een standaard voor welke bedrijven daaraan het beste beantwoorden. Maar is het de juiste standaard?
In de praktijk is ESG-beleggen een overkoepelend concept dat voor verschillende mensen verschillende verwachtingen inhoudt. Het varieert van een beleggingsstrategie die bedrijven uitsluit op basis van ethische overwegingen (tabak bijvoorbeeld) tot de expliciete financiering van de energietransitie van de chemische nijverheid of het steunen van maatschappelijke projecten.
Wie bepaalt de standaarden en de geloofwaardigheid van aanspraken op duurzaamheid door bedrijven en investeerders?
Welke van de drie beantwoordt aan het duurzaamheidscriterium? De man in de straat, ngo’s, regelgevers, academici en de financiële wereld vullen dat verschillend in. Dat creëert verwarring, soms verontwaardiging en, al dan niet terecht, beschuldigingen van greenwashing.
Wie bepaalt de standaarden en de geloofwaardigheid van duurzaamheidsaanspraken door bedrijven en investeerders? Regelgevers die moeilijkheden hebben om de milieu- en sociale doelstellingen en -criteria volledig te definiëren en zwijgen over de financiering en de sociale gevolgen van de energietransitie? Ngo's of lobbygroepen met gevestigde belangen die geen rekening houden met de bredere context of onvoorziene neveneffecten? Dataleveranciers als MSCI en Sustainalytics die hun eigen maatstaven hanteren? Vaak gaat het om waardeoordelen vanuit één perspectief. In dat opzicht hebben we allemaal gelijk en ongelijk.
Meten
De Europese Commissie heeft met de SFDR-regelgeving voor duurzame beleggingen geprobeerd duidelijkheid te scheppen over welke duurzaamheidsobjectieven ze wil realiseren tegen 2050. Belangrijker dan de doelstelling is hoe we daar geraken en hoe we die objectieven moeten meten. Daarin schiet de huidige Europese regelgeving te kort. Regelgevers, beleidsmakers en lobbygroepen in verschillende landen passen hun eigen interpretaties toe. Stroken die met wetenschappelijk onderbouwde hypotheses en houden ze voldoende rekening met de sociale en economische impact van de noodzakelijke transitie naar een koolstofarme, circulaire en inclusieve economie tegen 2050?
Zwart-witdenken en de perfectie nastreven voor duurzame investeringen brengen geen oplossingen en zullen geen gram CO2 minder opleveren, noch de energietransitie versnellen.
Duurzame investeringen evalueren op basis van de reële duurzame impact lijkt een evidentie, maar die is moeilijk vast te stellen wegens de tegenstrijdige belangen, de onvolledige wettelijke kaders, het spanningsveld tussen de impact op de korte termijn en de doelstelling op de lange termijn, en het gebrek aan betrouwbare gegevens.
Het debat over duurzame financiering wordt daardoor gepolariseerd, zelfs gepolitiseerd. Verschillende en vaak eenzijdige interpretaties creëren verwarring bij de duurzame belegger. De duurzaamheidsfondsen en -indexen worden daardoor in een strak keurslijf van onduidelijkheid gedwongen. Het slachtoffer van die onduidelijkheid is een duurzame economie.
Duurzame investeringen moeten een belangrijke rol spelen om de transitie op een maatschappelijk verantwoorde manier mogelijk te maken. Dat mag geen excuus zijn voor greenwashing. Maar zwart-witdenken en de perfectie nastreven voor duurzame investeringen brengen geen oplossingen en zullen geen gram CO2 minder opleveren, noch de energietransitie versnellen. Integendeel. Maar dat is wel waar we naartoe gaan.