Kerkhof in de Noordzee is stille getuige van onze fossiele verslaving
Het ‘kerkhof’ met talloze olie- en gasinstallaties in de Noordzee dat De Tijd blootlegde, toont aan dat er naast de energietransitie ook nood is aan een transitie van de mens, van roofdier naar rentmeester.
De weekendkrant van De Tijd berichtte over tientallen verlaten olie- en gasplatformen en duizenden kilometers in onbruik geraakte pijpleidingen die in de Noordzee schijnbaar achteloos worden achtergelaten. Het stuk kadert in The North Sea Investigations, een sterk staaltje internationale onderzoeksjournalistiek over de botsende belangen op de Noordzee.
Het artikel wordt geïllustreerd met een kaart van de Noordzee, met daarop een netwerk aan pijpleidingen en tienduizenden boorputten waarvan het leeuwendeel niet langer actief is. De afbeelding doet onwillekeurig denken aan de dikke aderen en de ontelbare prikwondjes op de onderarm van een even pathetische als pathologische junkie.
Onze westerse wereld dankt haar welvaart en welzijn in hoge mate aan olie en gas.
We zijn allemaal hardnekkig verslaafd aan fossiele brandstoffen. Tot nader order blijven we in onze wereldwijde energiemix voor meer dan 80 procent afhankelijk van steenkool, petroleum en aardgas. De redenen liggen voor de hand. Fossiele brandstoffen bieden een zeer grote energiedichtheid. Ze vallen gemakkelijk op te slaan en te transporteren. Bovendien zijn ze nog altijd overvloedig voorhanden en relatief goedkoop.
Onze westerse wereld dankt haar welvaart en welzijn in hoge mate aan olie en gas. Petroleum en al zijn derivaten schenken ons een bewegingsvrijheid die we als vanzelfsprekend zijn gaan beschouwen. En aardgas genereert sinds jaar en dag stabiele en betrouwbare stroom voor onze wasmachines, diepvriezers, smartphones en elektrische wagens. De voorbije generaties zijn onze levensstandaard en ook onze levensverwachting gevoelig verhoogd dankzij het zwarte goud afkomstig uit het ‘kerkhof van de Noordzee’.
- De auteur
- Filip Van den Abeele is zelfstandig pijplijningenieur bij subseawolf. Hij schreef samen met Lieven Scheire het boek 'Wat als de olie op is?'.
- De kwestie
- De Tijd bracht met buitenlandse media in het kader van het onderzoek The North Sea Investigations een ‘kerkhof’ met talloze olie- en gasinstallaties in de Noordzee in kaart. Dat kan vervuiling en andere gevaren veroorzaken.
- De conclusie
- Er is niet alleen nood aan een energietransitie, ook de mens heeft een transitie nodig, van roofdier naar rentmeester.
De roestende en uitgewoonde mastodonten in de Noordzee zijn stille, maar ook ontluisterende getuigen van ons junkieverdriet. Het artikel hekelt terecht dat olie- en gasinfrastructuur die buiten dienst wordt gesteld in volle zee wordt achtergelaten. Het gedeelte boven de waterlijn wordt nochtans ontmanteld. De vier platformen in het Brent-veld worden van hun fundering geknipt en in één keer verwijderd door het gigantische kraanschip Pioneering Spirit, een naam die het beste doet vermoeden voor de toekomst van ontmanteling. Aan die indrukwekkende operatie, die tientallen miljoenen dollars kost, ging een jarenlange zorgvuldige studie vooraf.
Degradatie
Waar minder denkwerk aan voorafging, was de vraag hoe de stalen en betonnen funderingen die in de jaren 70 in de zeebodem werden verankerd veilig konden worden ontmanteld. Het resultaat is dat de Noordzee ermee opgescheept blijft. Bij degradatie van de onderbouw dreigen olieresten uit de opslagtanks vrij te komen, met navenante risico's op milieuvervuiling.
Oliebaronnen staan zelden op de eerste rij om op het eigen zwaard te vallen. Ze hebben de kennis en de kunde om vanop een drijvend schip op kilometers waterdiepte en in vaak onherbergzame omstandigheden oliereservoirs aan te boren die zich ver onder de zeebodem bevinden. Ze hanteren spitstechnologie die de vergelijking met een maanlanding moeiteloos kan doorstaan. Het minste dat je van hen mag verwachten, is dat ze de achtergebleven olie in de verlaten platformen ook aanboren en opruimen. Wie de goed gedocumenteerde plannen van de oliereuzen naleest, zal overigens ontdekken dat ze ook van plan zijn dat te doen.
Het staal en beton dat op de zeebodem achterblijft, kan dienen als bakermat voor mariene ecosystemen, zoals dat ook bij de talloze scheepswrakken in de Noordzee het geval is. Dat klinkt als een zwaktebod, maar wel eentje waar algen, zeewier, mossels en oesters - en het zeeleven dat ze in stand houden - niet rouwig om zullen zijn.
We moeten afkicken van onze fossiele verslaving, en dat kan niet zonder ernstige ontwenningsverschijnselen.
Oliemaatschappijen krijgen het verwijt dat ze veel van hun kosten externaliseren. Ze houden de lusten van de olie- en gasproductie voor zichzelf en wentelen de lasten af op het milieu en de maatschappij. Maar dat is wel een samenleving die decennialang bijna bandeloos olie en gas heeft verstookt voor haar personenwagens, vliegvakanties en comfortabel verwarmde woonsten.
De vaak verketterde energiebedrijven zijn vandaag trouwens de voornaamste voortrekkers van de globale energietransitie. TotalEnergies is de grootste producent van zonne-energie in Frankrijk. Shell neemt het voortouw in het onderzoek naar en de ontwikkeling van groene waterstof. En Equinor was een van de pioniers in de uitrol van offshore windturbines, de hedendaagse stalen structuren waarmee we de zee koloniseren om onze energiebehoeften te bevredigen. Ik geef grif toe dat die transformatie van oliereus tot energiebedrijf meer stoelt op economische dan op ecologische motieven. Maar dat eigenbelang kan wel een hefboom bieden voor de wereldwijde energietransitie.
Het artikel in De Tijd eindigt met een quote van professor mariene biologie Filip Volckaert: ‘De natuur verdient meer inspraak’. Hij vertolkt daarmee de steeds luider klinkende stemmen die pleiten voor een milieu-ethiek. Ons waardenkader is inderdaad sterk antropocentrisch. Dat is een eufemisme om te verhullen dat de aard van ons moreel denken te vaak ronduit egoïstisch is.
In zijn boek ‘Groene filosofie’ legt filosoof Roger Scruton de vinger op die onderhuidse wonde. ‘Ik zie het milieuprobleem als een gevolg van het verlies aan evenwicht dat optreedt wanneer mensen hun omgeving niet langer opvatten als hun thuis.’
In het licht van de klimaatverandering is een globale energietransitie even dringend als dwingend. We moeten afkicken van onze fossiele verslaving, en dat kan niet zonder ernstige ontwenningsverschijnselen. Zo’n energietransitie zal echter pas gestalte krijgen wanneer wij als mens ook een transformatie ondergaan: van roofdier tot rentmeester.