Lange tenen van Erdogan mogen inhoudelijk debat over persvrijheid niet in de weg staan
Er is meer aan de hand met de persvrijheid in Turkije dan een humeurige president Recep Tayyip Erdogan. De speciale situatie van Turkije maakt dat het debat over persvrijheid breder gevoerd moet worden.
Kevin Smets is docent aan de VUBrussel
De lange tenen van de Turkse president Recep Tayyip Erdogan doen veel inkt vloeien. Of het nu gaat om journalisten, komieken of academici, niemand lijkt veilig. De cijfers zijn duidelijk: sinds zijn aantreden als president in augustus 2014 zijn er bijna 2.000 rechtszaken gestart wegens beledigingen. Nu ook steeds meer buitenlanders daarmee in aanvaring komen, zijn de schijnwerpers andermaal gericht op de overgevoelige Erdogan.
Met de Internationale Dag van de Persvrijheid (3 mei) in aantocht lijkt het zinvol om enkele nuances aan te brengen. Het valt niet te ontkennen dat er een ‘probleem-Erdogan’ is en dat de huidige president een autoritaire en verdelende figuur is. Maar een te grote focus op een specifieke persoonlijkheid - of het nu gaat om Erdogan, Vladimir Poetin of Donald Trump - maakt dat we onvoldoende aandacht hebben voor de structuren die deze figuren hebben voortgebracht of in stand houden. Deze fixatie speelt in de kaarten van de controversiële iconen en leidt de aandacht af van meer essentiële discussies.
Twee belangrijke, structurele thema’s zijn onderbelicht. Ten eerste is de situatie van de pers en de media in Turkije eindeloos complex. Het land is bijzonder verdeeld langsheen verschillende ideologische assen, en dat heeft geleid tot een klimaat van argwaan jegens de media. Er zijn spanningen tussen seculieren en islamisten, tussen Turks-nationalisten en Koerdisch-nationalisten, tussen conservatieven en progressieven. Daarbij worden vreemde allianties gesmeed en grote bevolkingsgroepen worden meegesleept in de verdeeldheid.
De combinatie van het Koerdisch conflict, de groeiende vluchtelingencrisis, de oorlog in de buurlanden Syrië en Irak en de zoektocht naar een tweederdemeerderheid om politieke hervormingen door te drukken, leidt tot een context waarin het centrale gezag de media strak aan de leiband houdt.
De media staan dus voor een groter probleem dan enkel Erdogan, hoewel het waar is dat de Turkse president zeker niet helpt bij het overwinnen van de verdeeldheid in de samenleving. NGO’s als Reporters Without Borders, Freedom House en Index on Censorship wijzen één voor één op de structurele limieten op de persvrijheid die verankerd zijn in de grondwet en op het maatschappelijke en politieke klimaat dat deze limieten in stand houdt.
De erg nationalistische cultuurbeleving van veel Turken heeft bovendien tot gevolg dat wie kritiek uit op de president bijna de facto een slechte Turk is. Naast de politieke druk is er dus ook sociale druk.
Ten tweede wordt er te weinig gekeken naar de context waarin bepaalde meningen worden geuit. Wanneer een Duitse komiek een grap maakt over Erdogan maar die doorspekt met indirect verwijzingen naar de islam, oriëntalistische beeldspraak of bepaalde elementen uit de Turkse cultuur verbaast het misschien niet dat een groot deel van de Turken (zowel in Turkije als in Europa) daar aanstoot aan neemt. Dat gevoel staat voor velen los van Erdogan. De belediging gaat potentieel dieper, want ze raakt een bevolkingsgroep die sowieso kampt met een negatieve beeldvorming.
Dergelijke meningen moeten dus gezien worden in de context van bepaalde machtsverhoudingen (meerderheid versus minderheid).
Door overdreven te focussen op beledigingen van één persoon missen we het bredere verhaal. We moeten voortdurend kritisch blijven voor het wisselende spanningsveld waarin de persvrijheid en de vrije meningsuiting zich moeten ontwikkelen.
Door overdreven te focussen op beledigingen van één persoon missen we het bredere verhaal. We moeten voortdurend kritisch blijven voor het wisselende spanningsveld waarin persvrijheid en vrije meningsuiting zich moeten ontwikkelen.
Wat is de lokale context? Waarom is een bepaalde boodschap gevoelig in de ene context, maar minder in de andere? Waarom voelt dezelfde boodschap meer of minder beledigend, naargelang wie ze uitspreekt? Kijken we met een te eurocentrische bril als we onze concepten van vrije meningsuiting en persvrijheid zomaar toepassen buiten het Westen zonder de lokale contexten goed te kennen?
Dat zijn enkele van de kernvragen waar het om moet draaien in een discussie over de vrije meningsuiting. De definitie van de vrije meningsuiting is geen absoluut wetenschappelijk begrip. Ze vergt steeds een interpretatie en een maatschappelijk debat.
Kevin Smets is docent aan de Vrije Universiteit Brussel en postdoctoraal onderzoeker van het FWO-Vlaanderen verbonden aan de Universiteit Antwerpen. Op 3 mei organiseert hij op Difference Day in Bozar een debat over persvrijheid in Turkije.
Meest gelezen
- 1 Hoe heeft uw gemeente gestemd? Bekijk de uitslagen
- 2 N-VA heerst in Antwerpen, CD&V levert straks meeste burgemeesters, gevolgd door Open VLD of N-VA
- 3 Nu Demir geen burgemeester wordt, zal ze brokken moeten lijmen met onderwijsveld
- 4 Versluys en Gheysens willen Knokse miljoenenflats ruilen voor Gentse Kaasboer
- 5 Van Ninove tot Wetstraat 16