Advertentie

Vermijd alarmisme en immobilisme rond onze pensioenen

Betoging van de politie tegen pensioenhervormingen op donderdag 18 september 2014 ©EPA

De experts in het schaduwkabinet van De Tijd fileren de Belgische politiek, blikken vooruit en geven advies over wat moet veranderen.

Door Bea Cantillon, directeur van het Centrum voor Sociaal Beleid aan de Universiteit Antwerpen en voor De Tijd Schaduwminister van Sociale Zaken en Pensioenen

Alle berekeningen wijzen het uit: als we niets doen, zijn onze pensioenen financieel én sociaal niet houdbaar. Structurele hervormingen zijn dus nodig, en dan is het wel degelijk mogelijk een rechtvaardig en duurzaam pensioensysteem in stand te houden. We moeten daarbij twee valstrikken vermijden. Eén: het alarmisme van diegenen die zeggen dat we morgen sito presto met z’n allen tot 67, 68… jaar moeten werken om de pensioenen betaalbaar te houden. En twee: het immobilisme van diegenen die denken dat onze welvaart de vergrijzingsgolf wel vanzelf aankan. Welke gedachten moeten richtinggevend zijn?

©Dieter Telemans

Het eerste principe van elke hervorming moet zijn dat de lasten van de veroudering evenwichtig moeten worden gespreid tussen de actieven en de gepensioneerden. Dat betekent dat de verhouding tussen het netto-inkomen van de jongeren en dat van de ouderen ongeveer gelijk moet blijven. Het kan niet zijn dat op een dag de ouderen welvarender worden dan de jongeren, zoals vandaag al het geval is in Nederland . Het puntensysteem dat de Commissie Pensioenhervorming 2020-2040 heeft vooropgesteld, dient precies dat doel. Het zorgt ervoor dat jongeren en ouderen over de verouderingsgolven heen gelijk opgaan.

Het staat vast dat we langer zullen moeten werken en dat leeftijdscriteria moeten wijzigen. Maar men moet weten dat er vandaag nog te veel onbekenden zijn om met zekerheid te kunnen zeggen hoe snel en hoe sterk de pensioenleeftijd en de loopbaanvoorwaarden op de lange termijn moeten worden verhoogd. De Commissie Pensioenhervorming heeft daarover geen voorstellen gedaan, om de eenvoudige reden dat de risico’s, de mogelijkheden en de voorwaarden van succes vandaag nog onvoldoende kunnen worden ingeschat. Wil men verantwoordelijke beslissingen nemen, is verder rekenwerk nodig. Om de last van de opaboom evenwichtig te spreiden over jong en oud zal overigens ook bijkomende financiering nodig zijn die niet op het arbeidsinkomen weegt, zoals het vermogen. Zo wordt een deel van de last ook bij de gepensioneerden gelegd die daartoe de draagkracht hebben. En dus niet alleen bij de actieven van vandaag.

Er is een nieuw sociaal contract nodig. En wie contract zegt, zegt partners en overleg.

De derde gedachte houdt verband met de band tussen arbeidsprestaties en de hoogte van het pensioen. Het is nodig om die te versterken. Maar dat veronderstelt dat er voldoende werkbare jobs zijn. En zelfs dan zullen sommigen - vooral vrouwen en laaggeschoolden - getroffen worden. Om die pil sociaal verteerbaar te maken moeten gelijkstellingen ingeval van onvrijwillige werkloosheid, ziekte, invaliditeit, arbeidsongeval of beroepsziekte behouden blijven. Er moeten ook gelijkstellingen komen voor mensen die loopbaanonderbreking of tijdskrediet nemen om te zorgen voor kinderen, ouderen, zieken. En de minimumpensioenen moeten beter worden.

De vierde gedachte betreft de ongerechtvaardigde verschillen tussen stelsels. We moeten evolueren naar eenvormige toegangsvoorwaarden, berekeningswijzen en bijdragen in de stelsels van de werknemers, de ambtenaren en de zelfstandigen. Het is niet goed dat er bij de ambtenaren diplomabonificaties bestaan en niet bij de werknemers en zelfstandigen. En van de zelfstandigen mag worden verwacht dat ze een even grote inspanning leveren in de financiering van hun stelsel dan de anderen. Maar voor zover gerechtvaardigd op objectieve gronden kunnen verschillen ook zeer legitiem zijn. Niet iedereen kan langer werken. Sommige beroepen verdienen uitzonderingen. Professoren en politici zijn echter doorgaans zeer slecht geplaatst om uit te maken of een beroep al dan niet ‘zwaar’ is. Dat kan en mag niet rücksichtslos van bovenuit gedecreteerd worden.

De vijfde gedachte legt de mantel boven al het voorgaande. Het sociaal beleid in België is nooit ‘staats’ geweest in de zin dat de centrale overheid dit beleid zelf in handen zou hebben. En dat is maar goed ook. Ons sociaal stelsel, waar we nog altijd fier op moeten zijn, is het resultaat van overleg, consensus en overeenkomst. De nieuwe regering moet een nieuw pensioenstelsel in de plooi weten te leggen die verscheidene decennia kan meegaan. Zoiets veronderstelt wederzijds begrip, samenwerking en vertrouwen. Daarvoor is een nieuw sociaal contract nodig. En wie contract zegt , zegt partners en overleg.

Lees verder
Advertentie
Advertentie
Advertentie
Advertentie
Gesponsorde inhoud