opinie

Vijf macro-economische lessen uit de coronacrisis

Hoofdeconoom Degroof Petercam

De coronacrisis is niet voorbij. Voor een eindoordeel over de sociaal-economische impact is het te vroeg. Toch zijn al vijf belangrijke lessen te trekken.

Les een: de coronacris is fundamenteel anders dan andere crisissen. Ze is geen endogene maar een exogene schok.

Sinds het begin van de 20ste eeuw kunnen we drie grote oorzaken van economische malaise onderscheiden: oorlog, inflatie en zeepbellen. Na de stagflatie in de jaren 70 en de anti-inflatoire monetaire respons veroorzaakte vooral de combinatie van doorgedreven financiële deregulering en de liberalisering van de internationale kapitaalstromen problemen. De crisissen in Latijns-Amerika en Zuidoost-Azië in de jaren 90 zijn schoolvoorbeelden.

Maar ook de financiële crisis en de eurocrisis passen in dat plaatje. In de aanloop zien we euforie, vaak vergezeld van een grote schuldenopbouw in de privésector. En telkens maakt ogenschijnlijke stabiliteit plaats voor pessimisme en instabiliteit. De onzekerheid dringt door in het hart van het financiële systeem, zodat een kredietcrisis ontstaat die de reële economie besmet. We spreken hier over endogene crisissen. De coronacrisis is fundamenteel anders. Ze is exogeen, want veroorzaakt door een schok van buitenaf: een zeer besmettelijk en krachtig virus

Les twee: de grote rol van ultieme kredietverschaffers.

Het onderscheid tussen endogene en exogene schokken is belangrijk. De afwezigheid van grote zeepbellen suggereert dat het economisch herstel vaart kan maken zodra het virus onder controle is, net zoals bij eerdere pandemieën. Een bijkomende reden is de snelle interventie van overheden om de economische schok op te vangen. Die schok was ongelooflijk groot. In de eerste jaarhelft kromp de economie in de VS en de eurozone met respectievelijk 10,1 en 13,8 procent. In de zes maanden na de val van de Amerikaanse zakenbank Lehman Brothers in 2008 was dat ‘slechts’ 3,3 en 4,1 procent. Gelijkaardige mildere cijfers zagen we initieel ook na de beurscrash van oktober 1929.

Zonder de intense samenwerking tussen budgettaire en monetaire beleidsmakers, als ‘spenders en lenders of last resort’, was de schade veel sterker opgelopen.

Maar begin jaren 30 werd vastgehouden aan een strak monetair en budgettair beleid. Het resultaat was ernaar. Tussen 1929 en 1933 kromp de Amerikaanse economie met bijna 30 procent, de werkloosheid steeg tot 25 procent, en er waren prijsdalingen van meer dan 5 procent per jaar.

Anno 2020 reageerden regeringen en centrale banken, net als in 2008, veel beter. Zonder de intense samenwerking tussen budgettaire en monetaire beleidsmakers, als ‘spenders en lenders of last resort’, was de schade veel sterker opgelopen.

Les drie: Zeg niet te snel 'het geld is op'.

Niet het niveau van de schuldgraad doet ertoe, wel de interactie tussen het begrotingssaldo exclusief rentebetalingen (het primaire saldo), de rente op de uitstaande overheidsschuld, en de nominale groei (reële groei plus inflatie). Toegepast op België zien we dat het grote primaire tekort (9,5% van het bruto binnenlands product) en de grote economische krimp (-8%) de schuldgraad doen oplopen van 100 tot 120 van het bruto binnenlands product (bbp). Maar de langdurig lage renteomgeving, het feit dat we nu op tien jaar kunnen lenen aan een negatieve rente (-0,4%), en de verwachting dat het primaire tekort de volgende jaren snel afneemt, bieden soelaas.

Er moet een debat komen over de efficiëntie en de samenstelling van de overheidsuitgaven, maar dat is een structurele kwestie.

In het basisscenario zou de schuldgraad al in 2022 stabiliseren, om daarna geleidelijk af te nemen. De nominale groei zal immers duidelijk hoger zijn dan de rentelast. Er moet een debat komen over de efficiëntie en de samenstelling van de overheidsuitgaven, maar dat is een structurele kwestie. Een internationale vergelijking leert dat onze politici het geld niet over de balk gooiden - de cadeaucheques en gratis treintickets zijn onzin maar macro-economisch peanuts - zoals sommigen insinueerden.

Les vier: Er is geen afruil tussen gezondheid en economie

Ook wezen velen op de trade-off tussen gezondheid en economie. Uit studies blijkt echter dat die afruil niet bestaat. Het is niet de gezondheid of de economie, het is beide. Zweedse beleidsmakers gaven het virus veel speelruimte maar dat leverde geen betere economische prestaties op. Met een krimp van 8,1 procent in de eerste jaarhelft presteerde de Zweedse economie niet beter dan de Deense (-8,3%), de Noorse (-6,7%) of de Finse (-5,7%). Helaas waren er in Zweden in verhouding wel vijf tot tien keer meer dodelijke slachtoffers. We zien nu ook dat het land onlangs zijn toevlucht nam tot drastischere maatregelen.

Het is niet de gezondheid of de economie, het is beide. Zweedse beleidsmakers gaven het virus veel speelruimte maar dat leverde geen betere economische prestaties op.

Tekenend is ook het sterke economische herstel in China nadat de Volksrepubliek het virus in bedwang gekregen had. Ter vergelijking: de tweede besmettingsgolf doet de Europese economie nu opnieuw kopje-onder gaan. En de derde golf in de VS belooft evenmin weinig goeds. Intussen is duidelijk dat de vrees voor het virus en de bijkomende onzekerheid de economische activiteit ondermijnen. Onderzoek bevestigt dat dat gebeurt nog voor de officiële lockdowns van kracht worden.

Les vijf: de aanpak van het virus is bepalend

Dat alles betekent, samen met het exponentiële karakter van de virusuitbraak, dat snelle, doortastende en volgehouden maatregelen cruciaal zijn. Het valt op dat veel landen in het Oosten - denk aan China, Japan, Vietnam, Taiwan en Singapore - betere resultaten kunnen voorleggen. Eerdere recente ervaringen met virussen net als een betere tracing van besmettingen kunnen helpen, maar burgers lijken daar ook beter te beseffen dat individueel vrijbuitersgedrag ongewenste gevolgen op groepsniveau tot gevolg heeft.

Geen enkele econoom zal beweren dat het psychosociale welzijn niet van tel is, wel integendeel. Maar echte progressie op dat vlak komt maar met de controle over het virus.

Geen enkele econoom zal beweren dat het psychosociale welzijn niet van tel is, wel integendeel. Maar echte progressie op dat vlak komt maar met de controle over het virus. Het recente vaccinnieuws betekent gelukkig dat er licht is aan het einde van de tunnel. En net als bij belangrijke technologische doorbraken in het verleden zien we ook nu weer dat er enorm veel mogelijk is wanneer de markt en de overheid de inspanningen samen kanaliseren. Dat biedt hoop om toekomstige crisissen te lijf te gaan.

Hans Bevers

Hoofdeconoom Degroof Petercam

Gesponsorde inhoud