Fiscale wetgever, doe uw job en schuif uw verantwoordelijkheid niet af
Onze grondwet verbiedt dat de wetgever zijn fiscale bevoegdheid overdraagt aan de uitvoerende macht - de fiscale administratie. Nochtans gebeurt dat vandaag. Een rechtsstaat onwaardig.
Door Alain-Laurent Verbeke en Eric Spruyt, respectievelijk hoogleraar aan de KULeuven & directeur Centrum Notariaat en docent KULeuven, HUB-EHSAL & Fiscale Hogeschool Brussel
De Maya’s hebben het al lang voorspeld. Op 21 december 2012 beleven we met z’n allen een armageddon. Niemand kon vermoeden dat die in het fiscale landschap net iets eerder zijn intrede zou doen. Sinds enige tijd steekt immers een nieuw krachtig wapen de kop op in de fiscaliteit. De vakliteratuur maakt zelfs gewag van een bazooka. De ‘antirechtsmisbruikbepaling’ (ARMB) werd ingevoerd door de programmawet van 29 maart 2012. De precieze contouren zijn pas deze zomer tot uiting gekomen, nu de fiscale administratie in twee circulaires haar strijdplan heeft ontvouwd. Belastingconsulenten, accountants, advocaten, notarissen en bankiers kampen sindsdien met vele onzekerheden.
Vanaf nu kan de fiscus immers een verrichting van de burger negeren wanneer ze in strijd is met de specifieke doelstelling van een fiscale wettekst. Ook wanneer hij daardoor aanspraak tracht te maken op een belastingvoordeel, en dat - volgens de fiscale administratie - niet strookt met de bedoeling van de wet. De belastingplichtige kan daaraan slechts ontsnappen door aan te tonen dat hij de doelstelling van de fiscale bepaling niet ‘frustreert’, of door te bewijzen dat zijn keuze ook ingegeven is door andere motieven dan louter fiscale.
De fiscus wil met de ARMB de strijd aangaan tegen al te ‘gekunstelde’ fiscale constructies en zo paal en perk stellen aan de uitwassen van de zogenaamde ‘Brepols-doctrine’. Die steunt op een Cassatie-arrest van 1961 dat als principe stelt dat de burger het recht heeft te kiezen voor de minst belaste weg.
Scheiding der machten
De grondwetgevende vergadering van 1831 heeft gewild dat er geen belasting kan worden ingevoerd, tenzij ze door een uitdrukkelijke wettekst is gesteund (art. 170 van onze Grondwet). Dat principe is eeuwenoud: het gaat terug tot het Engels publiekrecht (‘no taxation without representation’) en is een van de fundamenten van de Magna Charta uit 1215. Het is niet meer of minder dan een correcte toepassing van de scheiding der machten. Onze grondwet verbiedt dus formeel dat de wetgever zijn belastingbevoegdheid overdraagt aan de koning (de uitvoerende macht, met andere woorden de fiscale administratie). Maar dat is precies wat er vandaag gebeurt.
De vaagheid van de ARMB laat toe dat om het even welke fiscale ambtenaar, van welk bestuursniveau ook, eigenhandig de trekker van de bazooka overhaalt. De weg ligt open voor struikroversfiscaliteit. De gevolgen voor de belastingplichtige laten zich raden: rechtsonzekerheid troef.
Men werpt daartegen op dat de belastingplichtige zijn plannen vooraf kan voorleggen aan de ‘rulingcommissie’ en zodoende rechtszekerheid zal krijgen. Het probleem is dat ook deze commissie bestaat uit fiscale ambtenaren. Alle macht van beoordeling, voor en na de feiten, zit dus in één fiscale hand. Dat is onverenigbaar met de elementaire regels van een gezonde en moderne rechtsstaat.
Gelukkig is er het fiscaal adagium ‘in dubiis contra fiscum’, dat teruggaat tot de Romeinse tijd. Ons allerhoogste gerechtshof schaarde er zich al zestig jaar geleden achter: bij twijfel over de draagwijdte van een fiscale bepaling, moet die worden geïnterpreteerd in de meest gunstige zin voor de belastingplichtige.
Klasse-justitie
De burger kan hopen dat de rechters een ‘safe harbor’ zullen bieden tegen mogelijke uitwassen van de ARMB. Maar daarvoor moet hij wel de tijd en de kosten van een rechtsprocedure kunnen dragen. Dat is enkel voor de meer vermogenden weggelegd, en dat leidt tot klasse-justitie.
De toestemming van de volksvertegenwoordiging voor de heffing van belastingen behoort tot het wezen van de politieke democratie. Dat de keizer krijgen moet wat de keizer toekomt, staat buiten kijf. Maar dat moet op een correcte en grondwettelijk verantwoorde wijze gebeuren. Het is onaanvaardbaar dat de wetgevende macht de handdoek in de ring gooit en de fakkel zonder gêne doorgeeft aan de almachtige uitvoerende macht. Met de ARMB zijn we vergleden in een nieuwe feodaliteit, met de uitvoerende macht als opperste leenheer.
Verantwoordelijkheid
Het kan en moet anders. De wetgevende macht moet haar verantwoordelijkheid nemen en duidelijk aangeven wat ze wil. Wil de wetgever de zogenaamde gesplitste aankoop aanpakken waarbij ouders het vruchtgebruik van een onroerend goed aankopen en de kinderen (doorgaans met van de ouders gekregen geld) de blote eigendom, en daardoor successierechten besparen op het einde van de rit? Wil de fiscus een halt toeroepen aan vruchtgebruikconstructies? Wil men voortaan registratie- rechten heffen op de verkoop van aandelen van vastgoedvennootschappen? Wil men sterfhuisclausules in huwelijkscontracten, die een ideale bescherming bieden voor de langstlevende echtgenoot, koudweg verbieden?
In se is dat allemaal prima. Het zijn politieke keuzes. Maar het is de wetgever die dat moet beslissen, niet de fiscale administratie. En het is de wetgever die kleur moet bekennen en zijn verantwoordelijkheid nemen. De burger heeft recht op kristalheldere fiscale wetten. Hij moet weten waar hij aan toe is. De onzekerheid en de flagrante willekeur die onze parlementsleden nu toelaten zijn een rechtsstaat onwaardig en een verraad aan de burger. Of moeten we de afkorting ‘ARMB’ lezen als ‘Arm België’?