opinie

De vermetele verrijzenis van de vrije meningsuiting.

Ondanks de hoog oplaaiende emoties mag men de verwerpelijke aanslag op Charlie Hebdo niet aangrijpen om de vrijheid van meningsuiting plots als een absoluut en dus ongelimiteerd recht te bestempelen, want dat is het vooralsnog niet.

Door Alexander De Bleeckere

©rv

Dood en verderf in Parijs. Een van de pijlers van onze democratische samenleving, de vrijheid van meningsuiting, werd met kalasjnikovs bewerkt door individuen die van oordeel zijn dat er maar één mogelijk weerwoord is: de pers monddood maken. De massale reacties bewijzen dat ze niet in hun opzet geslaagd zijn. Integendeel, #jesuischarlie domineert de sociale media en massale steunbetuigingen van over de hele wereld tonen aan dat de pen en het potlood veel krachtiger wapens zijn dan een kalasjnikov.

De tragedie heeft de vrijheid van meningsuiting nieuw leven ingeblazen: Charlie est mort, vive Charlie. Een postulaat dat ondanks de aanvankelijke vrees voor het opdoeken van het magazine werkelijkheid lijkt te worden. Er is aangekondigd dat het volgende week opnieuw in de rekken zal liggen, in een recordoplage van 1 miljoen exemplaren. Het recht op vrije meningsuiting zal dus zegevieren, met een breder draagvlak dan ooit.

Dat de aanslag verwerpelijk is, staat buiten kijf. Het volk en de rechtsstaat moeten de daders van antwoord dienen. Maar ondanks de hoog oplaaiende emoties mag men de aanslag niet aangrijpen om de vrijheid van meningsuiting plots als een absoluut en dus ongelimiteerd recht te bestempelen, want dat is het vooralsnog niet. Beperkingen zijn mogelijk, en in sommige gevallen zelfs noodzakelijk, ter vrijwaring van onder meer het recht op eer en goede naam, het recht op privacy, maar ook in het belang van de nationale veiligheid, territoriale integriteit of openbare veiligheid en ter voorkoming van wanordelijkheden.

Taboe

De vrijheid van meningsuiting kan bovendien in conflict komen met andere fundamentele rechten, zoals het recht op godsdienstvrijheid en het verbod op discriminatie op basis van ras of godsdienst. Dan moet afhankelijk van de omstandigheden een delicate afweging worden gemaakt om te beslissen welk recht primeert.

Die afweging is in dit geval des te delicater. Had Charlie Hebdo de bewuste cartoons mogen publiceren? Het is een vraag die wel eens is gesteld, maar die sinds de aanslag taboe is. Het is zeer moeilijk die vraag te beantwoorden, zowel vanuit juridisch als ideologisch oogpunt. Feit is dat de vrije meningsuiting onder meer bedoeld is om te vermijden dat de pers aan zelfcensuur doet.

In het geval van Charlie Hebdo moet rekening worden gehouden met het satirische karakter van het blad. Satire houdt inherent een zekere vorm van provocatie met een humoristische ondertoon in. Charlie Hebdo richt zijn pijlen bovendien op personen en groepen van alle slag. Er wordt dus niet één bepaalde persoon of groep geviseerd met de bewuste intentie die te beledigen of te discrimineren.

Wilde weldoener

Wat als niet humor, maar effectief discriminatie van een bepaalde bevolkingsgroep de beweegreden was voor de publicatie van de cartoons? Hoe maak je die afweging dan?

In een recent arrest van het Europees Hof van Justitie over een parodie van Vlaams Belang op de cover van het Suske en Wiske-album ‘De wilde weldoener’ werd een opmerkelijke uitspraak gedaan. Vlaams Belang had de cover gebruikt en zo aangepast dat de persoon van Lambik werd vervangen door die van de Gentse burgemeester Daniël Termont die muntstukken toegooit aan een publiek gekleed met sluiers en hoofddoeken. Het Hof oordeelde in essentie dat de parodie in strijd is met het verbod op discriminatie op grond van ras of etnische afstamming en dat de erven van Willy Vandersteen in principe het recht hebben de parodie om die reden te laten verbieden.

Een absolute vrije meningsuiting zou een vrijbrief kunnen bieden voor ‘hate speech’.

Die uitspraak toont minstens het delicate van de afweging aan en meer bepaald dat er in sommige uitzonderlijke gevallen - anders dan in het geval Charlie Hebdo - een noodzaak kan zijn om geen absolute draagwijdte te geven aan de vrijheid van meningsuiting. Een absolute vrije meningsuiting zou namelijk een vrijbrief kunnen bieden voor ‘hate speech’, die de samenleving alleen maar verder zal polariseren en op termijn minstens een even grote bedreiging vormt voor de fundamenten van de democratische samenleving als de laffe en verwerpelijke aanslag in Parijs.

Alexander De Bleeckere is advocaat gespecialiseerd in auteurs- en mediarecht bij Altius

Lees verder
Gesponsorde inhoud