Dehaene toont zich van zijn klassieke, pro-Europese kant. Bijna.
Jean-Luc Dehaene vindt de 'pseudo-rechtstreekse' verkiezing van de opvolger van huidig Europese Commissievoorzitter Barroso een slecht 'goed idee'. Beter geen verkiezingen dan pseudo-verkiezingen. Maar kan Europa, dat al geen te sterke democratische reputatie heeft, zich zoveel reserves ten aanzien van rechtstreekse verkiezingen permitteren?
Door Steven Van Hecke, docent Europese en vergelijkende politiek aan de KU Leuven en de KU Leuven Kulak.
In wat nog geen afscheidsinterview mag heten (De Tijd, 8 november), toont Europarlementslid Jean-Luc Dehaene zich van zijn klassieke, pro-Europese kant. Behalve wanneer hij zich kant tegen de ‘pseudo-rechtstreekse’ verkiezing van de Commissievoorzitter. Dan gaat hij niet mee met de oproep om de verkiezingen van het Europees Parlement te koppelen aan de opvolging van Barroso.
Volgens Dehaene is dat een slecht ‘goed idee’, aangezien het uiteindelijk de Europese Raad is die de nieuwe voorzitter zal voordragen, de best scorende kandidaat niet eens zeker is van een meerderheid in het parlement, laat staan van een meerderheid van de lidstaten, en dus de post missschien aan zijn of haar neus ziet voorbijgaan. En dat spijts een pan-Europese campagne, waardoor valabele kandidaten bij voorbaat dreigen af te haken.
Personalisering
Dehaenes conclusie - beter geen verkiezingen dan pseudo-verkiezingen - is minder verrassend dan ze op het eerste gezicht lijkt. De voormalige premier heeft nooit hoog opgelopen met de idee van ‘directe verkiezingen’. Zo is hij een fervent tegenstander van referenda en betreurt hij de toenemende personalisering van de politiek, onder meer door het volledig laten doorwegen van voorkeursstemmen bij de zeteltoewijzing.
De vraag is echter of Europa - dat al geen te sterke democratische reputatie heeft - zich zoveel reserves ten aanzien van rechtstreekse verkiezingen kan permitteren.
Het scenario dat nu op tafel ligt - Europese partijen voeren campagne met een eigen kandidaat-Commissievoorzitter en de Europese Raad moet ‘rekening houden’ met de verkiezingsuitslag - is vijf jaar geleden al gedeeltelijk uitgevoerd. Toen ging Barroso onderhandelen met de verschillende fractieleiders van het Parlement om tot een meerderheid te komen. Met andere woorden: de uitslag van de verkiezingen was niet zonder impact op de Europese Commissie. In feite doet het Verdrag van Lissabon dus niet veel meer dan een bestaande toestand formaliseren.
Informateur
Dat het huidig scenario niet eenvoudig is, beseft iedereen. Niet voor niets heeft Herman Van Rompuy zich al aangediend als een soort Belgische informateur die - al pendelend tussen de Europese Raad en het pas verkozen Europees Parlement - het pad moet effenen voor een formateur: een nieuwe Commissievoorzitter die de steun van beide instellingen zal moeten krijgen. Het is de inspanning waard. Niet alleen om te zien of tegenstrijdige belangen met elkaar verzoend kunnen worden, maar ook omdat dit slechts een ‘tussenoplossing’ is.
Finaal moet de voorzitter van de Europese Commissie rechtstreeks verkozen worden door alle Europese burgers, verenigd in één pan-Europese kieskring. Zo’n dwaas idee kan dat toch niet zijn, als het zelfs in het kiesprogramma van de CDU staat, al heeft Merkel deze piste al meermaals afgezwakt.
In dit ideale toekomstscenario kiezen de burgers ook rechtstreeks hun vertegenwoordigers in het Europees Parlement, zoals nu reeds het geval is. Merk op dat zo’n scenario vermijdt dat het Parlement wordt gedomineerd door de uitvoerende macht, een fenomeen dat we kennen in de meeste lidstaten waaronder België, en dat daarvoor geen pan-Europese kieskring nodig is. Een beetje zoals in de VS: daar kunnen alle Amerikanen zich uitspreken over de president, maar bestaat er voor het Congres geen pan-Amerikaanse kieskring.
Van Reybrouck
Door het tussentijdse scenario te verwerpen, legt Dehaene niet alleen de officiële standpunten van de Europese Volkspartij EVP naast zich neer, hij plaatst zich ook op de lijn van David Van Reybrouck (Tegen verkiezingen). Die legt terecht de gebreken van het huidig systeem bloot maar kiest - onterecht - in de plaats van het verkiezingsproces ‘democratischer’ te maken (versta: de inzet en de impact te vergroten) voor een alternatief systeem, met name de loting. Met permissie, zo’n loting lijkt eerder op de manier waarop een kandidaat - plots, toevallig - uit de koker van de Europese Raad komt. Dat kan anno 2013 toch niet meer de bedoeling zijn.
Het is ook het spoor waarop de N-VA zit. In haar veelbesproken ontwerpprogramma wijst de partij een rechtstreekse verkiezing van de Commissievoorzitter af. In de plaats moeten nationale parlementsleden uit alle lidstaten gezamenlijk een kandidaat aanduiden. Eenvoudig lijkt zo’n verkiezing niet te verlopen maar het is alleszins democratischer dan de huidige procedure. Wel behouden de lidstaten hun monopolie op rechtstreekse verkiezingen. Europa functioneert dan niet autonoom en dat is dan weer - o, ironie - zowat het tegendeel van wat Dehaene bepleit.