Is het zo gek om het onderwijsaanbod over te laten aan ondernemers?
Met de intrede van ‘onderwijsondernemers’ zouden grote stappen kunnen gezet worden naar een onderwijs dat de technologische ontwikkeling volgt.
Door Roland Duchâtelet, voorzitter van Melexis en van voetbalclub Standard.
Het onderwijs van nu is bepalend voor de welvaart van morgen. Vandaag is de ‘toegevoegde waarde’ van dat onderwijs in de rekeningen van ons land erg groot. Het gaat om jaarlijkse uitgaven van ongeveer 20 miljard euro. Dat is bijna 1.000 euro per maand per schoolgaande jongere, en goed voor een tewerkstelling van 400.000 mensen. Ter vergelijking, in de landbouw werken er nog ongeveer 100.000 mensen, in de industrie 500.000.
De wereldeconomie evolueert naar een diensteneconomie. Door automatisering en schaalvergroting vertegenwoordigen de agrarische en industriële producten een steeds kleiner percentage van de gezinsuitgaven, het bbp en de tewerkstelling. Die relatieve daling van het economisch belang van landbouw en industrie noopt ons na te denken over de groeimogelijkheden in andere economische sectoren. Bijvoorbeeld onderwijs, gezondheidszorg, sport en cultuur.
Die economische activiteiten hebben zich vooral de laatste 60 jaar ontwikkeld, en dat eigenlijk als ‘bijproduct’ van de stijging van de industriële productie. Deze vier sectoren worden gesubsidieerd. Ze worden dus gedeeltelijk of helemaal betaald door andere economische actoren. Naast die subsidiëring valt op dat de overheid die sectoren in mindere of meerdere mate bestuurt. Dat geldt het meest voor onderwijs. Maar financieren is één ding, besturen iets anders.
Belastingen
Je kan je de vraag stellen of sport en cultuur anno 2013 wel nog gesubsidieerd kunnen worden. Die subsidies worden immers gefinancierd door belastingen op vitale economische sectoren, zoals bijvoorbeeld (jobs in) de automobielsector of de horeca. Dat zorg en onderwijs ook in de toekomst gesubsidieerd zullen moeten worden, lijdt geen twijfel. Maar subsidiëring betekent niet automatisch dat de overheid ook de bestuurder moet zijn van de aanbieders van de zorg, of van de onderwijsdiensten.
Wat zou er gebeuren indien men de vraag naar onderwijs voor hetzelfde bedrag als nu zou blijven subsidiëren, maar het aanbod zou overlaten aan de marktwerking? Er zouden ongetwijfeld veel ‘onderwijsondernemers’ opstaan. Sommigen zouden conservatief, maar anderen zeer creatief nadenken over hun ‘product’. In die mate zelfs dat het privé-aanbod misschien beter zou worden dan het huidige, door de overheid gestuurde onderwijsaanbod. Telefonie was ooit de RTT, een staatsbedrijf. De privatisering was niet fout.
Sommige economische sectoren ondergaan een gedaanteverwisseling door de technologische evolutie. Internet met hoge bandbreedte is een ‘game changer’ voor media, distributie en entertainment, maar ook voor de hogergenoemde sectoren. Als gevolg van die technologische ontwikkeling zullen totaal herdachte onderwijsmethodes het licht zien.
Net zoals men vandaag geen krant zou uitvinden als die nog niet bestond, zou men het onderwijs anders organiseren als men met niets uit het verleden rekening moest houden. In zulk een context is de inbreng van ondernemers wenselijk om grote stappen voorwaarts te zetten, net zoals dat voor computers en telefonie het geval is geweest.
Het is ook een kans om het ondernemerschap in dit land een nieuwe boost te geven. Concurrerende landen hebben immers ook nog niet ingezien dat hier een grote kans ligt voor een verhoging van hun aantrekkingskracht en voor de welvaart in het algemeen.