Brief aan Bruegel
Geachte heer Pieter Bruegel, Of liever… mogen wij ‘beste Pieter’ zeggen. Prins Filip zei ooit : ‘In de ruimte is geen protocol’. In de tijd ook niet. Bijna 500 jaar scheidt ons van elkaar. En hier staan wij. Verzameld rond uw Dulle Griet.
Hans Bourlon is CEO van Studio 100
Beste Pieter, wat ik nu zeg zal u ongetwijfeld plezier doen.
Uw naam – Bruegel - is blijven overleven. We zijn u niet vergeten. Er is geen dorp hier in Vlaanderen of er is een Bruegelstoet, een Bruegelfeest, een Bruegelstraat of een Bruegelzaal.
En hoe komt dat ? Omdat wij in uw schilderijen onszelf herkennen. Omdat wij vandaag, 500 jaar later, nog altijd zijn wie gij toen geschilderd hebt
Toen ge leefde zijt ge erop uitgetrokken, naar Baasrode en naar Hoboken, naar Sint Anna Pede. Verkleed als boer.
Ge hebt toen wat daar te zien was, getekend en geschilderd. Vogelpikkers, wipschieters, kegelaars en foorkramers. Dikke mensen op kermissen en feesten. Lepelende papeters.
Tafels vol overvloed. Dat hebt ge ons getoond.
Maar ook de mageren, de sukkelaars, de blinden en de bedelaars in lompen gekleed. Gij had oog voor al die mensen, Pieter. Want het waren harde tijden.
En koud dat het geweest moet zijn in uw eeuw. Ge hebt de houtkappers geschilderd en de stropers. En mensen die vogels vangen met vallen, om op te eten. En schaatsers op bevroren vijvers en rivieren. En jagers in de sneeuw.
Niemand heeft na u de sneeuw ooit nog zo mooi geschilderd. De eerste sneeuw. De poedersneeuw met voetsporen. Oude sneeuw, grijs of vol strepen van het glijden met de slee. Of smeltende sneeuw vol slijk.
Maar ook de zon hebt ge ons getoond, beste Pieter. Gloeiend. Heet. De zomer in volle glorie. En de zaaiers, de ploegers, de maaiers. Op het land aan het werk. In het zweet.
Wat gij ons getoond hebt zijn de snapchats, de selfies, de facebookfoto’s van uw eeuw. Ze doen ons dromen. Van een tijd toen alles zoveel mooier was. Een tijd zonder files, zonder jachtigheid. Toen ge nog kon zwemmen in de beek en op uw rug liggen in het gras.
Moest ge terugkomen, beste Pieter, ge zoudt nogal kunnen schilderen. Uw stijl zou zelfs origineel zijn. Want kunst is veranderd. Ze maken nu ook installaties, kakmachines. Ze tatoeëren varkens en schilderen foto’s van politiekers over.
Moest ge terugkomen, beste Pieter, ge zoudt nogal kunnen schilderen. Uw stijl zou zelfs origineel zijn. Want kunst is veranderd. Ze maken nu ook installaties, kakmachines. Ze tatoeëren varkens en schilderen foto’s van politiekers over.
En jawel, ze zijn er nog, de zaaiers en de maaiers. Ze ploegen nog altijd voort, verstopt achter onze verkavelingen en villawijken.
En ze bestaan nog, onze feesten en kermissen. We hebben nu ook Megaparty’s. Tomorrowland. En Plopsaland. En er is nog altijd overvloed. Voor sommigen is het elke dag Koekenbak.
En de mageren, dat zijn de coureurs. Chris Froome. Want mager zijn klimt beter. Maar de mageren, dat zijn ook de vluchtelingen, die kapseizen in overvolle bootjes, ver weg op zee. En de sukkelaars, die met duizenden kamperen aan de Kanaaltunnel.
Het is er allemaal nog, beste Pieter. Ja. Zelfs de kerken van Hoboken, van Baasrode en Sint Anna Pede staan nog recht.
Als wij straks hier in Antwerpen na de receptie buitenstappen, Pieter, dan lopen we langs chique winkelstraten. Ook in uw tijd was Antwerpen rijk en bruisend.
Maar ge waart visionair. Een paar jaar na uw dood was de Spaanse furie daar en stond uw stad, Antwerpen, in vuur en vlam. Er werd in de straten gevochten, verkracht en gemoord.
Hebt ge dat voelen aankomen en hebt ge ons dat willen vertellen met uw Dulle Griet ?
Wij, beste Pieter, kennen vandaag al lang vrede, hier in ons land. Maar we weten hoe broos en breekbaar die is. Verbranden, verdrinken… onthoofden. Het gebeurt nog, ver weg. We zien dat op TV. Maar het kan elke dag, net als de Spaanse furie, naar ons overwaaien. Dat baart ons zorgen. En uw Dulle Griet herinnert ons daar aan.
Beste Pieter. Tot slot. Als ik ver weg in het buitenland ben, dan ga ik steeds op zoek naar u. Want ge hangt in de grootste en de meest bekende musea van de wereld.
En ik heb al veel voor uw werken gestaan. Voor ‘De jagers in de sneeuw’ in Wenen. Voor ‘De oogst’ in het Metropolitan in New York. Voor de ‘Kreupelen’ in het Louvre in Parijs. Voor ‘De triomf van de dood’ in het Prado in Madrid.
Ik zie ze dan vol bewondering staan kijken, de Amerikanen, de Japanners, de Chinezen. En ik hou ze nauwgezet ze in de gaten.
Ik heb dan altijd goesting om luid te roepen : dat zijn wij op dat schilderij ! Die zaaiers, die maaiers, die ploegers. Die papeters. Dat zijn wij !
En die beroemde Pieter Bruegel, die is van ons ! Kijk maar op het koperen plaatje onder het schilderij : ‘Flandes, Fiandra, La Flandre’ staat er.
Daar in die verre musea, beste Pieter, daar maakt gij mij fier dat ik van hier ben. Van Vlaanderen. Van ons land. En dat doet echt deugd.
En daar wil ik u, samen met iedereen hier aanwezig, voor danken.
Een dikke saluut, beste Pieter, vanuit de toekomst. 1 augustus 2015, Antwerpen.