Booming business
De door de Amerikaanse president Dwight Eisenhower meer dan zestig jaar geleden gelanceerde term 'militair-industrieel complex' krijgt door de oorlog in Oekraïne weer meer gewicht.
Oorlog is zo oud als de mens zelf. Het internationale recht, zoals in de 17de eeuw bedacht door de Nederlandse rechtsgeleerde Hugo de Groot, stelt dat een oorlog pas gerechtvaardigd is als die de soevereiniteit beschermt. Volgens de Amerikaanse journalist Robert D. Kaplan, bekend om de nauwkeurigheid van zijn geopolitieke analyses, is het precies daarom een fundamenteel utopisch concept. De scheidingslijn tussen oorlog en vrede is vaak onduidelijk en internationale verdragen gelden maar zolang ze steunen op macht en eigenbelang. Hoe we oorlogen uitvechten mag dan gemoderniseerd zijn, de verschrikkelijke finaliteit ervan blijft dezelfde.
Het is altijd opletten als de economische impact van wapengiganten uitmondt in politieke invloed.
Oorlog is ook altijd booming business. Kijk maar naar de gigantische omzetcijfers van Raytheon, Boeing, Lockheed Martin en Northrop Grumman. Volgens nieuwe gegevens over de wapenverkoop die het Stockholm International Peace Research Institute (SIPRI) onlangs publiceerde, steeg het aandeel van de Verenigde Staten in de wereldwijde wapenexport in 2022 van 33 naar 40 procent, terwijl dat van Rusland daalde van 22 naar 16 procent.
Ook Rheinmetall, de grootste Duitse wapenfabrikant, profiteert van de oorlog. Het bedrijf kwam vorig jaar als laatste binnen in de top 25 van de grootste wapenproducenten. De terugkeer van oorlog in Europa stelde het bedrijf in staat woensdag zijn intrede te doen in de Duitse sterindex DAX. In een jaar wist het zijn marktkapitalisatie te verdubbelen. De wapenfabrikant maakte op 16 maart een omzetgroei bekend van 13 procent tot 6,4 miljard euro in 2022 en een bedrijfswinstgroei van 27 procent tot 754 miljoen euro.
Gigantische kloof
De economische vooruitzichten zijn uitstekend voor het bedrijf dat de uitrusting biedt die westerse landen nodig hebben: geweren, tanks en munitie. De oorlog heeft bewezen dat investeren in defensie geen luxe is. Hoewel de Europese NAVO-lidstaten hun wapenimport in 2022 met 65 procent verhoogden als reactie op een dreiging van Rusland, blijft er nog een gigantische kloof te dichten. Volgens het jaarlijkse rapport over de Bundeswehr van Ava Högl, de Duitse commissaris voor de Bundestag, is de situatie dramatisch. ‘De Bundeswehr heeft geen 100 maar 300 miljard euro nodig om volledig operationeel te worden. We hebben niet genoeg tanks om te kunnen trainen. Het ontbreekt ons ook aan schepen en vliegtuigen’ is de strenge maar terechte conclusie. Ook het Frans leger klaagt het gebrek aan materiaal aan.
Dwight Eisenhower vreesde in 1961 dat de groeiende invloed van het militair-industrieel complex de Amerikaanse democratie zou kunnen ondermijnen. Ook wij in Europa nemen die waarschuwing best ter harte.
Met de Europese samenwerking voor defensie staan we niet waar we hadden gehoopt. De invloed van Rheinmetall groeide de jongste jaren aanzienlijk. Het bedrijf blokkeerde in 2019 nog het programma Main Ground Combat Systems (MGCS), de toekomstige Europese tank waarvan het projectbeheer aan Duitsland werd toevertrouwd via de Frans-Duitse groep KNDS. Waarom? Omdat het misnoegd was over het niveau van participatie aan het programma. De Frans-Duitse autoriteiten stelden de drie betrokken fabrikanten - het Franse Nexter en de Duitse bedrijven Krauss-Maffei Wegmann en Rheinmetall - een taakverdeling voor: 50 procent voor Nexter, 25 procent voor Krauss-Maffei en 25 procent voor Rheinmetall. Te weinig, vond Rheinmetall, dat ook de leiding van KNDS opeiste.
Het is altijd opletten als de economische impact van wapengiganten uitmondt in politieke invloed. De term militair-industrieel complex werd voor het eerst gebruikt door de Amerikaanse president Dwight D. Eisenhower in zijn afscheidsrede op 17 januari 1961. Eisenhower waarschuwde dat de Verenigde Staten ‘moeten waken voor het verwerven van ongerechtvaardigde invloed door het militair-industrieel complex’, in het bijzonder door particuliere militaire aannemers zoals Boeing, Lockheed Martin of L3 Technologies. Eisenhower vond dat het militair-industrieel complex de neiging had beleid te bevorderen dat misschien niet in het belang van het land was. Hij vreesde dat de groeiende invloed de Amerikaanse democratie kon ondermijnen. Ook wij in Europa nemen die waarschuwing best ter harte.