Advertentie

Monarchie en hypocrisie

©Knack

Het Uitvoeringscomité voor de Staatshervorming stelt voor de dotatie voor koningin Fabiola nog eens te halveren en belastingen te innen op de dotaties voor kroonprins Filip, prinses Astrid en prins Laurent. Premier Elio Di Rupo noemt dit de belangrijkste hervorming sinds het ontstaan van de Belgische monarchie. Als de hypocrisie in de Wet straat hoogtij viert, biedt dat zelden een fraaie aanblik.

Door Rik Van Cauwelaert, columnist

‘De belangrijkste hervorming sinds het ontstaan van de Belgische monarchie.’ Zo bestempelde premier Di Rupo het akkoord dat in het Uitvoeringscomité voor de Staatshervorming werd bereikt over de halvering van de dotatie van de koningin-weduwe Fabiola en over de belastingen die kroonprins Filip, prinses Astrid en prins Laurent voortaan op een deeltje van hun dotatie zullen betalen.

‘Koningin Fabiola zal haar levensstijl moeten veranderen’, concludeerden de kranten meteen. Want we weten toch allemaal dat de oude koningin een wildebras is, een locomotief van het mondaine leven, die het geld over de balk gooit met een snelheid die zelfs de Belgische regeringen haar niet nadoen.

Voor alle duidelijkheid: de beslissing van het Uitvoeringscomité voor de Staatshervorming wordt pas van kracht als de zesde staatshervorming - let op het woordje ‘als’ - haar beslag krijgt, na de verkiezingen van mei 2014. Tot dan blijft alles zoals het was.

Civiele lijst

Aan de civiele lijst, het geheel van de financiële middelen die ter beschikking staan van de koning om zijn ambt van staatshoofd naar behoren te vervullen, verandert niets. Dat kan ook niet, volgens artikel 89 van de grondwet. De civiele lijst wordt vastgelegd voor de duur van de regering van elke koning. Het jaarlijkse geïndexeerde bedrag kan niet worden verhoogd, maar ook niet worden verlaagd.

‘En de koning moet aan niemand rekenschap geven over het gebruik dat hij daarvan maakt’, zo klonk de uitleg van toenmalig minister van Financiën Henri Jaspar tijdens een Senaatsdebat in 1934. En de minister besloot: ‘De koning behandelt die [civiele lijst] als zijn eigendom. Het mechanisme is eenvoudig en heeft niets onbegrijpelijks.’ En tot vandaag wordt de interpretatie van Jaspar gevolgd.

In november 1993 werd de civiele lijst voor de duur van de regering van Albert II vastgesteld op 244 miljoen frank per jaar (ruim 6 miljoen euro), of 0,015 procent van de begroting. Intussen is dat bedrag door de indexeringsmechanismen opgelopen tot 11,5 miljoen euro. Toch blijft dit een pak minder dan wat Leopold I in 1831 toegewezen kreeg. Toen bedroeg de civiele lijst 1,3 miljoen gulden - van de Belgische frank was nog geen sprake. Dat bedrag, in die dagen goed voor 3,35 procent van het staatsbudget, zou vandaag neerkomen op bijna 20 miljoen euro.

Geld geweigerd

De financiële inlevering die de koninklijke familie nu wordt opgelegd komt niet eens in de buurt van de financiële bijstelling na de Eerste Wereldoorlog. Toen in 1927 de civiele lijst werd aangepast na de zware devaluatie van 1926 had de regering, rekening houdend met de muntontwaarding, het bedrag moeten optrekken tot ruim 23 miljoen frank. Maar Albert I weigerde - hij is de enige Coburg die ooit geld van de Belgische staat geweigerd heeft - en hield het, na de aanpassingswet van 1927,op 9,5 miljoen frank, of 0,082 procent van de begroting. Omgerekend in de munt van vandaag is dat maar liefst drie keer minder dan wat zijn voorganger, zijn oom Leopold II, toegeschoven kreeg.

De belasting die prinses Astrid en prins Laurent voortaan betalen op een deeltje van de dotatie waarvan ze voor de rest van hun leven verzekerd blijven, is verwaarloosbaar en bovendien nogal flou. Mogen de prinsen gebruikmaken van een vennootschapsvorm en dus van de notionele intrestaftrek, van kostenaftrek? Worden de voordelen in natura of de inkomsten uit eigendommen van de prinsen door de fiscus in rekening gebracht? Nog belangrijker: mogen zij als belastingplichtige gebruik maken van het recht om de weg van de laagste belasting te bewandelen? Het lijkt geen uitgemaakte zaak.

De recente regeling is een mooi voorbeeld van de hypocrisie die in de Wetstraat heerst als het over het koningshuis gaat. Eigenlijk weet de Belgische politiek niet meer wat ze, in een land dat verder uit elkaar drijft, aan moet met de soms gênante, vaak hinderlijke monarchie. De tijd dat het land de monarchie nodig had als brood, zoals Achille Van Acker het ooit uitdrukte, is lang voorbij. Vandaar het aanhoudende gezemel over een protocollaire monarchie. Maar een protocollaire monarchie is zo goed als geen monarchie. Alleen, die consequentie durven de traditionele partijen niet in de ogen te kijken.

Transparantie

Transparantie was het woord dat premier Elio Di Rupo veelvuldig gebruikte toen hij in het parlement het akkoord over de prinselijke dotaties toelichtte. Laat dat nu net een woord zijn dat meteen alle alarmsignalen laat afgaan als Wetstraatbewoners het in de mond nemen. Transparantie is een rubberen woord, een woord met verschillende betekenissen, vooral als het gaat om de verloning van de topmanagers van de autonome overheidsbedrijven.

Zo wandelde Belgacom-baas Didier Bellens vorige jaar fluitend naar de bank met een jaarpakket van 2,4 miljoen euro. Rond Bellens zitten een vijftal topkaders die elk om en bij 1 miljoen euro wegen.

Of neem nu de transparantie bij de NMBS, nu volop in het nieuws met de Fyra-kwestie. De Belgische spoorwegmaatschappij plukt jaarlijks 3 miljard euro uit de staatskas. Dat geld wordt grotendeels verdeeld door de NMBS Holding over Infrabel en de NMBS. Bij de NMBS Holding zetelt CEO Jannie Haek voor alle zekerheid in het benoemings- en bezoldigingscomité dat de evaluaties maakt op basis waarvan hem een beheerspremie van nagenoeg 100.000 euro wordt toegekend, boven op zijn jaarsalaris van nagenoeg 400.000 euro.

Mocht het dan toch gebeuren dat voogdijminister Jean-Pascal Labille de NMBS zo hervormt dat de heer Haek niet langer de leiding krijgt van de geldverslindende holding, dan wacht de gewezen kabinetschef van vicepremier Johan Vande Lanotte een uitstapregeling gelijk aan de volledige bezoldiging en vergoedingen voor 18 maanden. Wat neerkomt op een ontslagvergoeding van goed 800.000 euro. Er mag worden aangenomen dat het benoemings- en bezoldigingscomité zal waken over de correcte uitvoering van die overeenkomst.

Kleintjes

Maar ook voor de kleintjes wordt bij de NMBS Holding gezorgd. Mocht hun baan door de hervorming worden geschrapt, dan zijn de directeuren Sven Audenaert, bevoegd voor personeelszaken, en Michel Bovy, oud-vakbondsman bij het spoor en nu aan het hoofd van de afdeling strategie en coördinatie, verzekerd van hun maandsalaris van 30.000 euro tot het einde van hun mandaat. Kennelijk kan de NMBS moeilijk scheiden van haar werknemers.

Dat laatste geldt zeker voor holdingvoorzitter Jean-Claude Fontinoy, die ook adviseur is voor de Regie der Gebouwen en overheidsondernemingen op het kabinet van minister van Begroting Olivier Chastel (MR), en steunbeer van het politieke kabinet van vicepremier Didier Reynders. Fontinoy werd ooit bij de NMBS met rust gestuurd wegens ‘ernstige feiten’, weliswaar met behoud van zijn volle pensioen. Het voorzitterschap levert de gepensioneerde Fontinoy jaarlijks, naast andere vergoedingen, een extraatje op van ruim 70.000 euro. Een andere spoorman, Leo Pardon, een hoofdrolspeler in het Fyra-debacle, ging met pensioen in 2006. En kijk, Pardon staat intussen aan het hoofd van Euro Immo Star, een pronte kleindochter in het kluwen van vennootschappen dat de NMBS Holding omspant.

In vergelijking met al deze heren zijn de koninklijke prinsen met hun transparante dotatietjes kleinverdieners. Premier Di Rupo mag dan al beweren dat de monarchie hier versterkt uitkomt, toch menen bezoekers die recentelijk in Laken passeerden te weten dat koning Albert zich de jongste dagen wat ‘gekwetst’ voelt.

Referenties: A. Alen & K. Muylle - ‘Handboek van het Belgische staatsrecht’ (Kluwer); R. Senelle, M. Clement, E. Van de Velde, Handboek voor de koning (Lannoo)

Lees verder
Advertentie
Advertentie
Advertentie
Advertentie
Gesponsorde inhoud