Advertentie

Triffin en zijn dilemma

©Knack

‘Zoals oorlog een te ernstige zaak is om aan generaals over te laten, is economie een te belangrijke kwestie om aan economen toe te vertrouwen.’ De bedenking is er een van de briljante Belgische econoom Robert Triffin, de man die de Bretton Woods-illusie doorprikte.

In Frankfurt worstelt de Europese Centrale Bank (ECB) met een deflatiedreiging. In België viel het nieuws over de terugval van de economische groei in het tweede kwartaal. En de overige Europese landen lijken er niet veel beter aan toe.

Dat de groeiverwachting moet worden bijgesteld, is slecht nieuws voor de onderhandelaars van de N-VA, CD&V, Open VLD en de MR, die zich het hoofd breken over de vorming van een federale centrumrechtse regering. Want die moet meer dan 17 miljard euro vinden om de Belgische begroting in evenwicht te krijgen.

En zo blijven de herstelprogramma’s over ons heen rollen. De devaluatie en besparingen van Wilfried Martens in de jaren tachtig waren amper verteerd of Jean-Luc Dehaene moest al zijn pijnlijk Globaal Plan doorvoeren. En vandaag leggen de Europese begrotingscontroleurs hun kadaverdiscipline op.

Hoe is het zover gekomen? Bart Tromp, de intussen overleden Nederlandse academicus, beweerde dat veel ellende ontstaat omdat de meeste westerse staten telkens weer hun economische politiek baseren op theorieën die zich weinig aan de werkelijkheid gelegen laten. Ook de Europese Unie lijkt daar niet aan te ontsnappen.

Treffende voorbeelden staan in ‘The Great Deformation’, waarin David Stockman, de gewezen beurstijger en adviseur van president Ronald Reagan, de corruptie van het Amerikaanse kapitalisme beschrijft. Een van die voorbeelden is het akkoord van Bretton Woods, waarvan de zeventigste verjaardag de voorbije weken in mineur werd herdacht.

Een nieuwe economische orde die een door de Tweede Wereldoorlog half verwoeste wereld moest doen herleven, dat was nochtans de inzet van de Bretton Woods-conferentie die eind juli 1944 werd afgerond. Liefst 44 landen onderschreven de slotakkoorden, genoemd naar het vakantieoord in de heuvels van New Hampshire in de Verenigde Staten. In werkelijkheid ging het om een Amerikaans-Brits economisch pact, onderhandeld door de Amerikaanse topambtenaar van Financiën Harry Dexter White en de bekende Britse econoom en cultureel icoon John Maynard Keynes.

Bancor of dollar

In Bretton Woods werd besloten tot de oprichting van het Internationaal Monetair Fonds (IMF), waar landen in moeilijkheden een beroep op kunnen doen, en van de Internationale Bank voor Wederopbouw en Ontwikkeling. Maar de tekst van de akkoorden werd nagenoeg door de Amerikanen gedicteerd. Keynes had geen andere keuze. Het door de oorlog geruïneerde Verenigd Koninkrijk had goedkope Amerikaanse leningen nodig.

Hoewel Keynes vurig had gepleit voor de invoering van de bancor, een internationale muntkorf, eigenlijk een rekeneenheid, haalde White de grote buit binnen. De dollar werd de reservemunt, en werd gekoppeld aan een vaste goudpariteit: 35 dollar voor 1 ounce goud. Op dat moment hadden de VS ongeveer driekwart van de wereldgoudvoorraad in handen. De twee onderhandelaars overleden snel nadien, Keynes in 1946 al, White twee jaar later, nadat hij ervan was beschuldigd een agent van de Sovjet-Unie te zijn.

De Bretton Woods-akkoorden droegen aanvankelijk bij tot een stevige economische heropleving. In Frankrijk hebben ze het nog steeds over ‘les trente glorieuses’, in Duitsland over het Wirtschaftswunder, en hier over de Golden Sixties. Al was Bretton Woods niet de enige oorzaak van het economische succes. Er was ook de Europese Betalingsunie, in 1950 opgezet om het handelsverkeer en de inwisselbaarheid van de Europese munten te herstellen. Het brein achter die Europese Betalingsunie was Robert Triffin, een briljante Belgische econoom.

Triffin, in 1911 in Vloesberg (Flobecq) geboren, was een bijzondere man. Na zijn studies in Leuven doctoreerde hij in Harvard. In volle oorlog, in 1942, werd hij Amerikaans staatsburger om aan de slag te kunnen voor de Federal Reserve , nadat hij eerst was aangezocht door het Office of Strategic Services (OSS), de voorloper van de inlichtingendienst CIA.

Triffin liet zich bij de Fed in met Zuid-Amerika. Tijdens de Bretton Woods-conferentie vertoefde hij in Paraguay, maar bij zijn terugkeer werd hij meteen bij het IMF ingelijfd. Hij propageerde er prompt de decentralisering van de instelling, die naar zijn oordeel onder al te grote Amerikaanse invloed stond. Hij ontvouwde er ook de plannen voor de Europese Betalingsunie. Maar de Amerikanen bleven doof. Waarna hij opnieuw les ging geven in Yale.

Geldpers op volle toeren

Begin 1959 publiceerde het huisblad van de Italiaanse Banca Nazionale del Lavoro een artikel waarin Triffin voor het eerst openlijk wees op het gevaar om van een nationale munt de wereldreservemunt te maken. Een jaar later joeg hij met zijn boek ‘Gold and the Dollar Crisis’ een forse rilling door de financiële wereld. Nadat hij zijn inzichten had verduidelijkt voor een senaatscommissie, had iedereen in Washington het over het ‘Triffin dilemma’.

Het dilemma bestond erin dat de VS aan de ene kant als leverancier van de reservemunt verplicht werden de wereldmarkt te voorzien van steeds meer dollars, terwijl die aan de andere kant inwisselbaar moesten blijven tegen een vaste prijs in goud. Eerder vroeg dan laat liep dat grondig fout, voorspelde Triffin. Want op die manier konden de VS elk handelstekort wegwerken gewoon door dollars bij te drukken.

Weinige jaren later steeg de goudprijs op de vrije markt naar 40 dollar per ounce, wat meteen de overwaardering van de dollar aantoonde. Tegen het einde van de jaren zestig was ruim 40 miljard dollar buiten de VS in omloop, terwijl de waarde van de Amerikaanse goudvoorraad amper 10 miljard dollar bedroeg.

Na zijn optreden voor de senaat werd hij door president John Kennedy gevraagd als economisch adviseur. Maar de president schrok terug voor de oplossingen die Triffin aanreikte: het aantal dollars in omloop terugdringen door het handelstekort weg te werken en de dollars uit het buitenland aanzuigen door een hogere rente.

Kennedy’s opvolger Lyndon B. Johnson deed de geldpers op volle toeren draaien en liet de oorlog in Vietnam betalen door de Bundesbank en de Bank van Japan, de belangrijkste twee dollarbeleggers op dat moment. John Connally, de Amerikaanse minister van Financiën onder president Richard Nixon, maakte ooit tegen Europese collega’s, bezorgd over de Amerikaanse inflatie-export, de bedenking: ‘De dollar is onze munt en uw probleem.’ Triffin noemde die Amerikaanse houding een regelrecht schandaal. Hij ijverde daarom voor de euro, waarvoor hij de plannen mee uittekende, als tweede reservemunt.

Nadat president Nixon in augustus 1971 de dollar had losgekoppeld van de goudprijs, bleef Triffins dilemma gelden. De Amerikanen teren nog altijd op andermans kosten. Vandaag is China alleen al de recordhouder van 2.000 miljard dollar aan Amerikaans schuldpapier, genoeg om het hele systeem uit de rails te jagen. Die totale dollarontsporing heeft Triffin, die later weer Belg werd, niet meer moeten meemaken. Hij stierf in 1997 in Oostende. Gelukkig heeft hij ook nooit gezien wat ze van zijn euro hebben gemaakt.

Advertentie
Gesponsorde inhoud