Er valt geen peil te trekken op wat woensdag in Parijs is gebeurd. Twee moordenaars, politiek of religieus opgelaten, decimeerden met hun kalasjnikovs de redactie van Charlie Hebdo. Na de aanslag doodden ze agent Ahmed Merabet, die in actie kwam voor de makers van een blad dat hij niet las en voor andermans recht op een vrije mening.

Rik Van Cauwelaert ©Saskia Vanderstichele

‘Je suis Charlie.’ Plots heette iedereen Charlie, een gebaar van medeleven en solidariteit na de moordaanslag op de redactie van het Franse satirische blad Charlie Hebdo. Mocht al wie vandaag beweert Charlie te zijn ook Charlie Hebdo hebben gelezen, dan zou de verkoop in een land met 65 miljoen inwoners een stuk hoger liggen dan de 30.000 exemplaren die tot vorige week werden opgetekend.

Na de eerste succesjaren kende het tijdschrift een vrij onzeker bestaan. Dat laatste is het gevolg van de woelige geschiedenis van de publicatie die overigens een tijd uit de kiosken verdween. In 2008 werd de bekende en populaire karikaturist Siné weggestuurd wegens vermeend antisemitisme, na een bijdrage over de oudste zoon van president Nicolas Sarkozy. Een ontslag dat Charlie Hebdo op een forse schadevergoeding te staan kwam. Eerder al had het blad zich bij lezers verontschuldigd voor een al te enthousiaste bespreking door filosoof en Spinoza-kenner Robert Misrahi van ‘De woede en de trots’, het laatste boek van de Italiaanse sterjournaliste Oriana Fallaci. Die trok daarin fel van leer tegen, jawel, het islamisme.

De ‘Je suis Charlie’-actie had soms iets pijnlijks. Zo werd hier plots het recht op beledigen geclaimd door een hoofdredacteur die ooit zelf is geplooid voor een woedende premier en zijn beste columnist bedankte. Bij de PS heette ineens iedereen Charlie, terwijl haar dienstdoende burgemeester van Doornik zopas al wie het nog aandurft het gemeentebestuur op de sociale media te beledigen, bedreigde met een forse GAS-boete.

Cartoonist Marec gaf in ‘Terzake’ eerlijk toe dat hij geen tekeningen als die in Charlie Hebdo produceert, omdat hij nu eenmaal voor Het Nieuwsblad werkt. Een prent met daarop de Heilige Drievuldigheid die elkaar in de aars neukt, zoals die in Charlie Hebdo verscheen, zou in die familiekrant inderdaad geen pas geven. Charlie Hebdo opereert op een terrein dat andere media niet willen of durven betreden. Het blad betaalde daarvoor een onmenselijk zware prijs. Het zal kranigheid vergen om op dat pad te blijven.

Zoals wel vaker na dat soort dramatische gebeurtenissen werden op de sociale media prompt beschuldigingen rondgestuurd in alle richtingen. Mensen die elkaar van haar noch pluim kennen, gingen plots elkaar beschimpen, uiteraard in naam van de vrijheid van mening en van Charlie Hebdo dat ze enkele uren voordien niet eens kenden.

Er valt overigens geen peil te trekken op wat woensdag in Parijs is gebeurd. De moordenaars, al dan niet politiek of religieus opgelaten, decimeerden met hun kalasjnikovs de redactie van Charlie Hebdo en doodden een politieman. Na die aanslag schoten ze op straat, voor de ogen van de hele wereld, de al gewonde agent Ahmed Merabet door het hoofd. Ahmed, een islamiet zoals zijn moordenaars, had nochtans niets anders gedaan dan zijn plicht. Hij was in actie gekomen voor de bescherming van de makers van een blad dat hij wellicht niet eens las, voor andermans vrijheid van mening.

‘Maar als de mens bereid is zijn leven te geven voor zijn idealen, dan is hij zeker nog meer bereid het leven van anderen op te offeren.’ Het is een bedenking van de Franse politieke filosoof Raymond Aron die van toepassing is op de moordenaars in Parijs.

Schimmige Internationale

De aanslag, kennelijk een wraakoefening wegens de voor islamieten godslasterende tekeningen in het blad, werd prompt bestempeld als het 9/11 van de pers, een aanval op de persvrijheid. Of dat ook het geval is, dat zal uit onderzoek moeten blijken.

Het terrorisme is immers een schimmige Internationale waar extreemrechts en extreemlinks elkaar voeden, soms bijgestaan door het grootbanditisme. Van het IRA was bekend dat het zich financierde met bankovervallen maar ook met heroïnesmokkel. De Ierse katholieke militie onderhield ook nauwe banden met het Libië van Muammar Kaddafi, dat wapens en springstoffen leverde.

De extreemrechts bommenleggers die in 1980 het centraal station van Bologna in Italië opbliezen, met tachtig doden en honderden gewonden als gevolg, waren in Libië opgeleid door Russische instructeurs.

Omdat hij hinderlijk werd, hebben terreurentrepreneurs de internationaal gezochte Jakhals Carlos, een Venezolaan, in Sudan verkocht aan de Fransen. Hij zit nu in de zwaarbewaakte gevangenis van Clairvaux een levenslange gevangenisstraf uit.

Het onderzoek zal aantonen of de twee moordende broers Chérif en Saïd Kouachi - als zij inderdaad de daders zijn - op eigen houtje opereerden of behoren, zoals ze tijdens de moordpartij riepen, tot het grotere Al Qaeda-netwerk. De Europese lidstaten moeten zich intussen ernstige vragen gaan stellen. De landen van staatshoofden en regeringsleiders die vandaag krokodillentranen huilen, hebben de voorbije decennia Noord-Afrika en het Midden-Oosten volgestouwd met wapentuig allerhande, dat via allerlei kanalen terugsijpelt naar het continent.

Nadat de Britten in 2009 Abdel Basset al-Megrahi, de man achter de Lockerbie-aanslag, hadden vrijgelaten - een vrijlating georganiseerd door petroleumgigant BP - verkochten EU-landen in een recordtempo voor liefst 335 miljoen euro wapens aan het terreurregime van Kaddafi. Daarvan ging 11,5 miljoen euro naar FN Herstal. De gesofistikeerde FN-machinepistolen waren volgens toenmalig Waals minister-president Rudy Demotte (PS) ‘voor humanitair gebruik’. Die wapens zijn op dit moment handelswaar in handen van de milities die elkaar bevechten op het Libische puin.

Wat in het Midden-Oosten circuleert aan westerse, Russische en Chinese moordtuigen valt niet te schatten. Laat staan dat men zou weten bij wie die zijn terechtgekomen. Tal van die wapens worden vandaag samen met ladingen gesmokkelde kalasjnikovs en munitie uit Tsjetsjenië en uit voormalig Joegoslavië, verkocht op de zwarte markten van de Europese Unie.

Alleen een weerbare democratie kan deze situatie rechttrekken. Een bordje met ‘Je suis Charlie’ zal niet volstaan.

Alleen een weerbare democratie kan deze situatie rechttrekken. Een bordje met ‘Je suis Charlie’ zal niet volstaan. Onlangs werd in Nederland een heruitgave gepubliceerd van ‘Wat te doen met antidemocratische partijen?’, de oratie in 1936 gehouden door de Nederlandse socialist en academicus George van den Bergh. Nooit werd een beter antwoord geformuleerd op de voortdurende bedreiging van de democratie. En het islamofascisme waarvoor mensen als de Duits-Egyptische schrijver Hamed Abdel-Samad al langer waarschuwen, is een niet te onderschatten bedreiging. Temeer omdat in een door economische terugval geplaagd Europa ook andere extreme partijen en tegenbewegingen in actie komen.

Na zijn terugkeer uit de Stammheim-gevangenis in Stuttgart, waar hij in 1974 Andreas Baader van de Rote Armee Fraktion had bezocht, zou Jean-Paul Sartre hebben gezucht: ‘Ce qu’il est con, ce Baader - Wat een dwaashoofd, die Baader.’ De moordenaars die woensdag in Parijs toesloegen zijn twee soortgelijke dwaashoofden, opgejut door nog gevaarlijker dwaashoofden. Het Europese verleden leert hoeveel schade dit soort lui kan berokkenen aan de democratie.

‘Een vrije natie kan veel verdragen en doorgaans is tolerantie haar beste wapen’, schreef Walter Lippmann in de jaren dertig na wat hij in Europa zag gebeuren. ‘Maar als de vrijheid echt wordt bedreigd, is het een verraad aan de vrijheid die niet te verdedigen met alle macht waar vrije burgers over beschikken.’

Lees verder
Gesponsorde inhoud