Advertentie

Duitsers vinden beleggen weer normaal

Decennialang waren er nauwelijks particuliere aandeelhouders in Duitsland. Wie effecten had, behoorde tot een bevoorrechte groep van rijken en zeer rijken, kwam uit de industrie of had nauwe banden met de bankenwereld. "Otto Normalverbraucher" stopte zijn gespaarde Reichsmarken en later D-marken in een sok of een koektrommel of zette ze weg op een rekening bij de lokale Sparkasse.

Een theorie is dat Duitsers van nature een weerzin hebben tegen beleggen in risicovol kapitaal. Maar daartegenover staat dat de aandelencultuur in Duitsland juist tijdens de rommelige, instabiele jaren van het Wilhelminische keizerrijk (1871-1919) en de Republiek van Weimar (1919-1933) een grote bloei doormaakte. Kennelijk spelen andere factoren een rol.

Advertentie

Na de zege over Frankrijk en de voltooiing van het eenwordingsproces in 1871 stroomden enorme hoeveelheden geld naar Duitsland, hoofdzakelijk schadevergoedingen uit Parijs. Hiermee werden talrijke ondernemingen opgericht, zowel in de dienstensector (banken en verzekeringen) als in de industrie. Tijdens de euforische "Gründerjahre" belegden de beter gesitueerde families volop in aandelen, die overvloedig beschikbaar waren.

Volgens het Deutsche Aktieninstitut in Frankfurt waren er kort na de Eerste Wereldoorlog 13.000 vennootschappen in Duitsland, 2000 meer dan nu. Ondernemers stonden te dringen om een beursnotering. "De gekste bedrijven gingen naar de beurs. Dierentuinen bijvoorbeeld", zegt professor Rüdiger von Rosen, ex-directeur van de Bundesbank en de Frankfurtse beurs en sinds 1995 voorzitter van het Aktieninstitut, een lobbyclub van het bedrijfsleven die de taak heeft het aandeel te populariseren.

Maar rond het einde van de jaren twintig en het begin van de jaren dertig kwam er een dramatische kentering. De wereldeconomie stortte ineen, wat ingrijpende gevolgen had voor de kwetsbare economische structuur in Duitsland. Bijna alle investeringsbanken verlieten Duitsland. Deze banken, vaak van joodse families, verdwenen na de vestiging van de nazi-dictatuur in Duitsland geheel van het toneel.

Tot de overneming in 1989 van de Britse investment bank Morgan Grenfell door Deutsche Bank bleef Duitsland een land waar het beeld van de bankenwereld werd bepaald door banken die zich concentreren op het traditionele krediet- en spaarbedrijf. Effecten speelden nauwelijks een rol. Ze waren ook niet volop beschikbaar. Talloze grote bedrijven waren (en zijn) vast in handen van de oprichtersfamilies, bijvoorbeeld Otto, Aldi, Bertelsmann, Miele en Tengelmann. Van andere bedrijven bleven grote aandelenpakketten geparkeerd bij de overheid, conglomeraten, banken, verzekeraars of beleggersfamilies. Ook ontbrak er een goed intermediair. De beurs in Frankfurt, de grootste in het land, leidde tot in de eerste helft van de jaren negentig een slaperig, provinciaals bestaan.

Tien jaar geleden begon het landschap te veranderen. Door de globalisering van de economie werden banken en industrie in Duitsland gedwongen de grenzen te verleggen. De Duitse kapitaalmarkten kregen nieuwe impulsen. Het bedrijfsleven blies de beurs nieuw leven in. De overheid hielp een handje met een serie "Finanzmarktförderungsgesetze", wetten die het kapitaalverkeer versoepelden.

Halverwege de jaren negentig was "de akker geploegd", zegt professor Von Rosen. Het was aan deze voorbereiding te danken, meent de directeur van het Aktieninstitut, dat de beursgang van Deutsche Telekom in november 1996 een enorm succes werd.

Advertentie

Vanaf dat moment hadden de Duitsers "geld en beleggen definitief als thema geaccepteerd". Het aantal vennootschappen verdubbelde in vijf jaar tijd. De Frankfurtse beurs sloot allianties, ontwikkelde nieuwe producten en handelssystemen en introduceerde een apart segment voor jonge bedrijven, de Neuer Markt, die markthandelaren in de eerste drie glorieuze jaren van zijn bestaan als "sexy" bejubelden en die talloze familievaders, huisvrouwen en scholieren tot beleggen verleidde.

De grote banken gaven de uitbouw van hun beleggingsafdelingen de hoogste prioriteit. Ook de media investeerden volop. Er kwam naast N-TV een tweede tv-station dat 24 uur per dag financieel nieuws uitzendt, N24. Vele nieuwe beleggersbladen zagen het licht, evenals een tweede financiële dagblad, de Financial Times Deutschland. Het aantal beleggersclubs groeide naar meer dan 10.000.

De val van de koersen van de aandelen aan de Neuer Markt met gemiddeld 90 procent in de afgelopen vijftien maanden heeft volgens Von Rosen de Duitse beleggingscultuur geen schade berokkend. Onderzoek heeft uitgewezen dat particuliere beleggers het vertrouwen niet hebben verloren. Kennelijk zijn ze zich ervan bewust dat de groeiersbeurs een groot risico draagt en wachten ze geduldig op betere tijden.

Op lange termijn ziet het er voor de Duitse kapitaalmarkten rooskleurig uit. Von Rosen is ervan overtuigd dat het aantal aandeelhouders, dat met 20 procent nog de helft bedraagt van het niveau in Groot-Brittannië, de VS of Zweden, de komende tien jaar sterk zal groeien. Talloze Duitse bedrijven, groot en klein, zullen de sprong naar de beurs maken. Van de 11.000 vennootschappen hebben er maar 1.000 een notering. "Ik zie geen reden waarom we hier niet een identieke ontwikkeling krijgen als in de rest van het continent."

Een langdurige malaise op de aandelenmarkten kan het ontsluitingsproces vertragen. Restrictieve maatregelen van de overheid, zoals het beperken van de mogelijkheden voor een vijandige overneming, frustreren de markten eveneens. Maar sommige ontwikkelingen zijn onomkeerbaar. Zoals de invoering van een ander pensioensysteem. Niemand hoeft meer afhankelijk te zijn van het pensioenstelsel van de overheid nu de Duitse regering onlangs heeft besloten particuliere pensioenfondsen fiscaal te stimuleren. Als deze pensioenfondsen eenmaal een volwassen omvang hebben, zal beleggen ook voor een flink deel van de 80 procent Duitsers die zich nog niet aandeelhouder kunnen noemen, normaal zijn.

Frank Gersdorf

Advertentie
Gesponsorde inhoud