Advertentie

Het einde van gratis internet

Voor veel diensten die je er eerst gratis kreeg, moet je nu geld neertellen. Veel internetondernemers wacht de aartsmoeilijke taak om hun gratis model om te vormen tot een betaald. De vraag is uiteraard of de surfer mee de ommekeer wil maken.

'Beste Yezzzer. Voor alle voorwerpen die vanaf 18 juli via Yezzz op de veiling aangeboden worden, zal aan de verkoper een commissie op de effectieve verkoopprijs gevraagd worden. Alle andere verrichtingen blijven kosteloos.' Het e-mailtje dat de veilingsite Yezzz een tiental dagen geleden naar al haar leden stuurde, was een mooi voorbeeld van het hernieuwde bedrijfsmodel op internet. Boter bij de vis: voor bepaalde diensten, die u voorheen gratis kreeg, moet u nu uw portemonnee bovenhalen. Ook iBazar, de grote concurrent van Yezzz, vraagt zo'n commissie. 'Wij waren genoodzaakt het internationale model te volgen. Zowel ons moederbedrijf, eBay, als onze zustersites in de nabije landen, vragen geld als producten of diensten op hun sites worden verkocht', was de verklaring. IBazar werd overgenomen door het Amerikaanse eBay. Intussen is de Belgische afdeling opgedoekt.

Het hoofddoel voor sites als Yezzz en iBazar is populaire websites om te vormen tot rendabele bedrijfsprojecten. Voor veel internetbedrijven is immers het moment van de waarheid aangebroken en moet de waarde van het bedrijfsmodel aan de praktijk worden getoetst. In de hele internetsector komt winstgevendheid nu op de eerste plaats. Een jaar of twee geleden was het er vooral om te doen zoveel mogelijk volk naar de site te lokken. Men leefde nog met het idee dat reclame op websites voldoende was om winstgevend te worden. Helaas is deze markt ongeveer een jaar geleden zo goed als in elkaar gestuikt en moeten vele internetbedrijven hals over kop op zoek naar andere inkomstenbronnen.

Advertentie

Geoffrey Sands van consultingbureau Booz Allen & Hamilton neemt zelfs het woord 'paniekvoetbal' in de mond. 'De switch naar betaalde diensten komt voort uit wanhoop en noodzaak. Op lange termijn vind ik het geen oplossing, maar misschien redden bedrijven het tot het moment dat de advertentiemarkt weer aantrekt', vertelt hij aan het persbureau Reuters.

Sands wijst er voorts op dat de meeste sites die geld begonnen te vragen, een flinke teruggang in verkeer zagen. 'Neem de veiling die op de website van Yahoo! werd georganiseerd. In de eerste weken dat men daar geld begon te vragen, liep het aantal te verkopen artikelen drastisch terug, met wel 80 procent. Maar Yahoo! heeft nu wel betalende gebruikers, en de concurrentie volgt. De stap is gedaan.'

De veilingsites zijn lang niet de enige die brood op de plank willen. Zo begon ook de website mailstart.com, waar gebruikers met internetaansluiting waar ook ter wereld hun e-mail kunnen lezen, met het vragen van een jaarlijks abonnement van 10 dollar. 'Om de dienst te kunnen blijven garanderen', zo stond er in de e-mail van Mailstart die de beslissing uitlegde. En zo zijn er op het Web nog talloze sites die eerst een dienst gratis aanboden, terwijl die later moest worden betaald.

Niet iedereen heeft het hier even gemakkelijk mee. Voor velen staat internet nog gelijk met een ontzettend grote grabbelton waar je alles gratis kunt krijgen. Een mooi voorbeeld was dan ook de consternatie toen de Britse general manager van portaalsite MSN (eigendom van Microsoft) in een interview stelde dat MSN op termijn betaalde diensten zou aanbieden. Meteen kreeg MSN een heleboel verontruste Hotmail-gebruikers aan de lijn. Hotmail maakt deel uit van MSN en is bovendien met ruime voorsprong de populairste e-maildienst van het hele internet. De reacties waren veelzeggend voor de 'internet moet gratis blijven'-mentaliteit zoals die in de begindagen van het web heerste. De Belgische verantwoordelijke van MSN kon de Hotmail-abonnees echter geruststellen. Het zou gaan over toekomstige diensten, waar men nu over nadenkt. Bestaande diensten blijven hoe dan ook gratis.

Sommige gratis diensten op sites worden al dan niet te betalen, andere worden gewoonweg afgevoerd. Een mooi voorbeeld hiervan is het versturen van gratis sms-berichten. Tot pakweg een jaar geleden waren er nog tientallen sites die zo'n dienst aanboden. Vandaag de dag slinken ze als sneeuw voor de zon en bijna overal wordt het aantal sms-jes dat men kan versturen flink aan banden gelegd. Veel site-uitbaters kunnen de prijzen die de mobiele operatoren aanrekenen, niet meer betalen. Netbel is een van de weinige sites waar je nog kunt sms'en naar Proximus, Mobistar én Orange. Maar sinds begin april staat volgende mededeling op de site: 'Wegens de schandalige verhoging van de sms-tarieven door de operatoren, zien we ons helaas verplicht deze gratis service te beperken.'

Marc Vanlerberge van het Belgisch-Amerikaanse Quios, gespecialiseerd in sms, biedt deze dienst nog bijna uitsluitend aan aan bedrijven, die ervoor betalen. Niet meer aan particulieren zoals vroeger. 'Deze wijziging van strategie kwam er omdat we het niet meer zagen zitten een product aan te bieden waar we verlies op maakten. Internetreclame bracht niet genoeg geld in het laatje'.

Advertentie

Kan men voor diensten, dan wel voor informatie of content, geld vragen op het web? Op de Belgische markt zijn hier nog maar weinig voorbeelden van bekend. De websites van kranten en tijdschriften zijn vrij toegankelijk, maar lang niet alles wat in de papieren versie verschijnt, komt on line. En als dit toch het geval is, moet u er meestal een betaald abonnement voor nemen.

Om echt te bekijken hoe het betaalde content vergaat, moeten we een kijkje nemen in de VS. Al een jaar of drie geleden stapten de makers van Microsofts e-zine Slate plots over van een gratis nieuwsbrief met 60.000 leden naar een betaalde. Twintig dollar moest de lezer jaarlijks neertellen. Eerst leek de zet te lukken. Binnen een week had Slate al 10.000 betalende lezers, maar daarna viel de abonnementenaangroei langzaam stil. Er was een nieuwe groep gratis e-zines opgestaan en het werd voor Slate moeilijk zich te onderscheiden van de andere. Gevolg: het aantal abonnees liep fors terug, Slate stopte met de betaalde dienst en het lezersaantal schoot als een raket de hoogte in. De Amerikaans beleggingssite thestreet.com onderging in die periode een gelijkaardig lot.

Deze twee voorbeelden werden de voorbije jaren steeds opgevoerd om te bewijzen dat een betaalde content-dienst niet werkt op het Web. In feite is dit niet helemaal waar. Langzaam maar zeker beginnen immers een paar betaalde diensten op te komen die wel lijken te lukken. Consumerreports.com, de Amerikaanse online tegenhanger van Test Aankoop, bijvoorbeeld. De dienst, die voornamelijk een databank van productenbesprekingen is die je ook in het papieren tijdschrift kunt terugvinden, heeft intussen half miljoen abonnees en maakt winst. Ook de sportsite Rivals.com lijkt het niet slecht te doen. De site begon eind vorig jaar met het aanbieden van abonnementen en wist reeds 20.000 abonnees aan te trekken, goed voor een omzet van meer dan 400.000 dollar (456.000 euro). Rivals.com is - zo zeggen ze zelf - al 'bijna' winstgevend.

De bekendste en populairste site waar men moet betalen - als we de niet te onderschatten sector van de sekssites even buiten beschouwing laten - is de Wall Street Journal Online (WSJ.com). Al gedurende vijf jaar biedt WSJ.com te betalen dienst aan. Momenteel heeft de site naar eigen zeggen ongeveer 540.000 betalende abonnees. De abonnementsprijs voor de site is 59 dollar (67 euro) per jaar, terwijl abonnees van de papieren versie van de krant een korting van dertig dollar krijgen (zo'n 150.000 lezers hebben een abonnement op zowel de papieren als de siteversie). WSJ.com had vorig jaar een omzet van vijftig miljoen dollar (57 miljoen euro), waarvan twintig miljoen uit abonnementen kwam (advertenties waren goed voor de resterende dertig miljoen).

'Ons succes is te danken aan het feit dat we een product maken dat waarde heeft voor de klant', zo vertelt Neil F. Budde, uitgever en hoofdredacteur van WSJ.com, in het Nederlandse vakblad Emerce. En hij wijst op de diepgravende en alomvattende berichtgeving, de regelmatige updates en het 1.500-koppig journalistenbestand. 'Er zijn weinig mediabedrijven, on line of off line, die hieraan kunnen tippen', klinkt het. Maar Budde gaf toe dat alleen goede inhoud niet voldoende is. 'Het verkrijgen en behouden van abonnees vereist marketing en een hoop geduld. We hebben er vijf jaar over gedaan om ons abonnementenbestand op te bouwen. Inmiddels is het verloop slechts twintig procent', aldus de uitgever. Hoe indrukwekkend dit allemaal ook mag klinken, een feit blijft dat ook WSJ.com, dat zelf ongeveer 250 mensen in dienst heeft, nog niet winstgevend is. En voorlopig wil men bij WSJ.com ook niet vertellen wanneer hier verandering in komt.

Gesteund door het succesvolle voorbeeld van WSJ.com, maar waarschijnlijk eerder ingegeven door een tuimelende Nasdaq en dramatisch teruglopende advertentie-inkomsten op het internet, gaan de laatste maanden meer en meer Amerikaanse sites over op een vorm van het abonnementenmodel. De voorbije maanden kondigden nieuwssite Salon, online encyclopedie Britannica.com, mediasite Variety.com, FuckedCompany (die bericht over bedrijven in moeilijkheden) en zelfs The New York Times de invoering ervan aan.

De vraag die elke site daarbij natuurlijk heeft, is: hoe krijg je mensen zo ver dat ze een abonnement nemen? Oftewel: voor welk soort content willen mensen betalen? 'Ik denk niet dat alle soorten content zich lenen voor een subscription model', meent Neil Budde. 'WSJ.com heeft verschillende sites, zoals CareerJournal.com en OpinionJournal.com, waar we geen geld voor vragen. Die sites richten zich op een ander publiek.' En Budde haalt nog een ander belangrijk punt aan: de betrokkenheid met de lezer. 'Wanneer die lezer gehecht is aan je content, dan zal hij of zij er voor willen betalen. Te veel websites richtten zich op een massapubliek. Niet op een loyaal publiek. Dat scheelt.'

Of er voor iedereen voldoende loyaliteit te rapen valt, zal de toekomst uitwijzen.

William Visterin

Advertentie
Advertentie
Advertentie
Gesponsorde inhoud
Tijd Connect
Tijd Connect biedt organisaties toegang tot het netwerk van De Tijd. De partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud.
Partnercontent
Partner Content biedt organisaties toegang tot het netwerk van De Tijd. De partners zijn verantwoordelijk voor de inhoud.