In de Europese Unie is de regelgeving inzake duurzaam bankieren de meest veeleisende ter wereld. In die mate dat een deel van de sector moeite heeft om zich aan te passen. Actoren die zich al jaren inzetten, behouden een zeer grote voorsprong, dankzij tools en methodes die hun succes hebben bewezen, zegt Ophélie Mortier bij DPAM (Degroof Petercam Asset Management).
‘Twintig jaar geleden verloor de financiële sector zich een beetje in semantische discussies, onder meer over hoe ze ethische en duurzame beleggingen moesten definiëren’, zegt Ophélie Mortier, Responsible Investment Strategist bij DPAM. 'Wij zijn een van de pioniers voor wie duurzaamheid een sterke overtuiging was en nog steeds is. Vandaag beheren we 19 miljard euro in duurzame strategieën.’
De lancering van de VN-principes voor verantwoord beleggen (Principles for Responsible Investment of PRI) in 2006 betekenden een keerpunt, zegt de expert. ‘We evolueerden in enkele jaren tijd van een nichemarkt naar mainstream en naar een echte integratie van de ESG-beleggingsprincipes (Environmental, Social and Governance).
De trend richting duurzaam beleggen is nog versterkt in 2018 na de stemming van de eerste Europese regelgeving: het reglement inzake duurzaamheidsverslaglegging in de sector financiële diensten (SFDR). Die trad in werking in 2021.
Voeg daarbij nog de taxonomie* en alle zogenaamde MiFID-bepalingen (Richtlijn betreffende markten voor financiële instrumenten), dan is het duidelijk dat de beleggingsvennootschappen geen keuze meer hebben: ze moeten werken met inachtneming van de duurzaamheidsprincipes.
Eerder simplistische benaderingen die bepaalde beleggingen uitsluiten of zich beperken tot het selecteren van de ‘best-in-class’, zijn daarmee niet meer van deze tijd. Net als het idee dat duurzaamheid de prestatie negatief beïnvloedt. Het impactcriterium begint te domineren en die evolutie is de voorbije twee of drie jaar nog versneld.’
Afstemmen op de taxonomie
De beheervennootschappen die vóór deze ‘golf’ gestart waren, halen daar grote voordelen uit. Ophélie Mortier: ‘De MiFID-regelgeving, bijvoorbeeld, verplicht beheervennootschappen om hun klanten te vragen naar hun voorkeuren op het vlak van duurzaamheid, en meer bepaald in welke mate ze hun portefeuille willen afstemmen op de taxonomie. Voor de leek die een percentage moet opgeven, is dat een moeilijke vraag; vandaag is slechts 10 procent van de Europese financiële markt afgestemd op de taxonomie. Wat als de klant wenst dat zijn portefeuille voor 100 procent duurzaam is? Dat staat helemaal haaks op de principes van goed bestuur – risicocontrole, liquiditeit en spreiding. Bij DPAM kunnen we een beroep doen op onze 20 jaar ervaring, op een goed functionerend analyseproces, en op een strikte methodologie die berust op betrouwbare procedures.’
Ophélie Mortier vindt dat deze voortrekkersrol gepaard gaat met een opvoedingstaak. ‘We moeten onze klanten en onze partners helpen hun weg te vinden in dit nieuwe regelgevend universum dat ongetwijfeld nog complexer wordt. Op termijn gaan deze vereisten tot meer transparantie en duidelijkheid leiden. Maar zover zijn we nog niet en ze zorgen intussen voor heel wat verwarring in de sector. Want ze zijn zeer snel en op een zeer krachtdadige manier ingevoerd. Concreet moet de sector het stellen met een nijpend gebrek aan beschikbare gegevens en goed uitgewerkte standaarden. Daardoor kan de sector alleen vertrouwen op algemene indicatoren zoals de koolstofvoetafdruk. Bij DPAM baseren we ons op onze kwalitatieve benadering en op fundamenteel onderzoek.’
Naar een globale uniformisering?
Financieel Europa is geen eiland: de hele wereld gaat zich stilaan om duurzaamheid bekommeren. Europa is op dat gebied dan wel het meest vooruitstrevend, ook de andere regio’s nemen maatregelen. En we mogen redelijkerwijze hopen dat er in drie tot vier jaar een zekere coherentie zal ontstaan, aldus de expert. ‘Meer bepaald dankzij actoren zoals de internationale ngo “Global Reporting Initiative”, die aanstuurt op een uniformisering van de standaarden.’
We helpen onze klanten en onze partners om hun weg te vinden in dit nieuwe regelgevend universum dat ongetwijfeld nog complexer wordt.
Een van de belangrijkste bekommernissen van de Europese Commissie is de strijd tegen greenwashing, de marketingmethode om te communiceren naar het publiek met zogenaamd groene argumenten. ‘Die staat centraal in de SFDR, met precieze eisen rond de classificatie van producten en de analysecriteria’, zegt Ophélie Mortier. De SFDR heeft echter één zwakke plek: de beleggingscategorie van artikel 8, ‘light green’ genoemd. ‘Dat is een smeltkroes van benaderingen en methodologieën, maar de markt stort zich daarop omdat de categorie die valt onder ‘dark green’, artikel 9, zo strikt is dat slechts weinig producten daaraan voldoen. Meer algemeen zijn de transparantievereisten met betrekking tot de ‘belangrijkste negatieve gevolgen’ (de PAI of principal adverse impacts), zeer moeilijk na te leven. Dit opnieuw bij gebrek aan betrouwbare gegevens. Alles evolueert zeer snel. We gaan meer bepaald van een beoordelend naar een kwantitatief model, ook al brengen sommige indicatoren heel wat uitdagingen met zich mee. Zoals de mate van tevredenheid van de werknemers, iets wat veel minder makkelijk te beoordelen is dan het energieverbruik.’
Duurzaam en actief beheer
Niettemin zijn de meeste ‘gaten in de kaas’ slechts tijdelijk, oordeelt de expert. Ze stelt vast dat de indicatoren steeds nauwkeuriger gedefinieerd worden en steeds ruimer zijn, en tevens rekening houden met de emittenten. Vandaag moet het product duurzaam zijn en afkomstig zijn van duurzame bedrijven. Wij beantwoorden aan deze eis: DPAM ziet zichzelf vandaag als een duurzame belegger en partner. En als een actieve, duurzame beheervennootschap, waarbij beide termen even belangrijk zijn. We zijn een van de zeldzame actoren in de sector die externe experten deel laten uitmaken van de stemcommissie die bepaalt hoe er op algemene vergaderingen gestemd zal worden. Wij gaan dus al verder dan de regelgeving.’
*De EU-klimaattaxonomie heeft tot doel duurzame investeringen te ondersteunen door investeringen te richten op zogenaamde ‘groene’ activiteiten en door de economische activiteiten in kaart te brengen die het meest bijdragen tot de milieudoelstellingen van de EU, om Europa op beslissende wijze te helpen tegen 2050 klimaatneutraliteit te bereiken.