‘Kom naar m’n feestje! We moeten wel stil zijn want de buurman ligt op sterven, maar ik heb voor een vermogen aan salami ingeslagen.’ Schrijfster Lena Dunham sprak deze gevleugelde woorden ooit in de hoop te flirten, nu bundelt ze die genante verhalen en uitspraken in een boek. Amper 28, een eigen serie en twee Emmy's op de schouw, vandaag legt ze zichzelf en haar leven bloot in een lichtjes verontrustend en ook wel exhibitionistisch boek 'Not That Kind of Girl - Levenslessen om (vooral niet) op te volgen'.
Lees hier al twee stukken uit het boek. Voor het interview met Lena Dunham klikt u hier.
The job
In 2010 kreeg ik de kans om een televisieserie te maken. Bij de tv-zender zeiden ze tegen me dat ze onverbloemd wilden laten zien wat mijn leeftijdsgroep, vriend én vijand, bezighield. Ze leken niet te bluffen. Als ik eerlijk zou schrijven over het leven van twintigers, was seks een onderwerp dat zonder meer op mijn manier aan bod moest komen. Ik had me bovendien altijd geërgerd aan seks op tv en in films. Alles wat ik vanaf jonge leeftijd had gezien, van 90210 tot en met The Bridges of Madison County, had ervoor gezorgd dat ik dacht dat seks een tenenkrommende, in warm licht gedoopte gebeurtenis was waarbij twee losers met een prachtige huid en vochtige ogen tegelijkertijd klaarkwamen door alleen maar in elkaars gezicht uit te ademen. De eerste keer dat ik uit de kleren ging in aanwezigheid van een jongen was het misschien een raar gehannes, maar was ik ook ontzettend opgelucht dat hij niet mijn natuurlijk geur opsnoof of met zijn handen mijn bovenlichaam streelde op muziek van Chris Isaac.
Dit soort beelden van seks zijn niet alleen walgelijk, maar kunnen ook destructief zijn. Door zowel porno als romcoms wordt ons luid en duidelijk aan het verstand gebracht dat we het allemaal verkeerd doen. Ons beddengoed deugt niet. Onze bewegingen deugen niet. Onze lichamen deugen niet.
Dus toen ik de kans kreeg om deze serie te maken, deed ik wat ik al zo’n kleine vijf jaar aan het doen was in producties die onafhankelijker waren ontstaan: ik gooide mijn kleren uit en ging ervoor.
Mensen willen het altijd weten, dus laat me vertellen hoe het is om in bed te liggen in een ruimte gevuld met toeschouwers en te doen alsof je geslachtsgemeenschap hebt met iemand die je misschien wel, maar misschien ook niet kent. Professionele acteurs geven doorgaans kant-en-klare antwoorden, zoals ‘Het is gewoon werk, het is heel mechanisch allemaal’ of ‘Het was zo leuk om met hem te werken, het voelde alsof we broer en zus waren’, maar aangezien niemand mij ooit heeft verweten professioneel te zijn of zelfs maar een acteur, zal ik eerlijk zijn.
Het is ont-zet-tend raar. Natuurlijk is het gewoon werk, maar voor de meeste mensen betekent werk niet dat ze hun vagina tegen de slappe, in nylon gewikkelde penis hoeven te kletsen van een jongen met enorme hoeveelheden foundation over de pukkels op zijn achterwerk. Ik heb zeer vernederende toestanden meegemaakt, zoals toen ik mijn scènepartner per ongeluk een knietje in de ballen gaf of onder de felle studiolampen constateerde dat er een dikke zwarte haar uit mijn tepel groeide.
Het is moeilijk je voor te stellen dat alles wat je doet in een felverlichte ruimte vol oude Italiaanse kerels en slappe broodjes tonijn door velen op tv zal worden gezien, ik denk dus tijdens mijn seksscènes niet echt aan het publiek. Uit de kleren gaan voelt op sommige dagen beter dan op andere. (Goed: als je een beetje een kleurtje hebt. Slecht: als je diarree hebt.) Maar ik doe het omdat het moet van mijn baas. En die baas ben ik zelf. Als je naakt bent, is het prettig als je zelf de touwtjes in handen hebt.
Mijn top tien van gevreesde ziektes
1. Iedereen is bang voor kanker. Zover ik begrijp is het een dreiging die altijd in je lichaam sluimert, maar pas een probleem is als het een probleem wordt. Kanker kan overal zitten, in je lever, maar ook in dat schattige kenmerkende moedervlekje op je heup, en kan ofwel dodelijk zijn ofwel de aanzet vormen tot het schrijven van memoires. Ik ben er weliswaar niet zo bang voor dat ik meedoe aan 10 km-wandeltochten tegen kanker, maar toch behoorlijk bang.
2. Ik denk vaak aan chronische vermoeidheid. De symptomen klinken vreselijk, als een nimmer eindigende griep die al je energie opslorpt en je tot een vermoeiende last voor familie en vrienden maakt tot je ten slotte nog maar vaag herinnert aan de persoon die je was. (Ik weet zeker dat zowel medici als patiënten dit een geweldige omschrijving zullen vinden.) Maar het is zelfs nog erger: volgens sommige artsen is het een psychische kwaal van depressieve mensen die zich van alles in het hoofd halen. Anderen denken dat er een verband is met pfeiffer. Dat heb ik ooit zo erg gehad dat ik te moe was om mijn gezicht te vertrekken als ik moest huilen. Ik vraag mezelf vaak en op elk moment van de dag: zou ik nu in slaap kunnen vallen? En het antwoord is altijd een volmondig ja.
3. Ik ben bang dat ik door een ander eetpatroon, meer groente en minder geroosterd brood met boter en zout, een krankzinnige energieboost zou krijgen. Dat er een betere, sterkere, productievere ik in me schuilt die tevoorschijn zou komen als ik maar de juiste stappen zou zetten om mijn leven te veranderen. De mensen die beweren dat ik toch aardig productief ben en met bewijzen daarvan komen aanzetten hebben volgens mij geen idee hoeveel moeite het me soms kost om zelfs maar mijn elleboog te buigen. Een daaraan gekoppelde angst is dat ik tien kilo zou afvallen en tot het besef zou komen dat ik tot dan toe met een rugzak vet door het leven ben gegaan, dat ik ineens radslagen zou kunnen maken en dat soort dingen. Maar toch, een homeopaat heeft een keer tegen me gezegd dat we boter nodig hebben om ‘de verbindingen tussen onze hersencellen’ te smeren en dat het scheidingspercentage in Hollywood zo hoog ligt omdat iedereen te weinig doorgesmeerd is.
4. In dat verband: ik ben bang voor wat mijn mobiel met mijn hersenen doet. En dat terwijl ik nooit langer dan een halve dag oortjes in heb. Het meest beangstigende aspect van de menselijke gezondheid is onze weigering iets te ondernemen om onszelf te helpen en het feit dat we door onvoldoende positieve actie vaak zelf verantwoordelijk zijn voor onze ondergang. Als ik daaraan denk, wil ik alleen nog maar in bed kruipen.
5. Amandelstenen. Al eens van amandelstenen gehoord? Oké, vraagje: heb je wel eens witte brokjes steen opgehoest die bij nadere beschouwing bleken te stinken als de goorste krochten van het riool? Zo ja, dan weet ik zeker dat je je rot geschrokken bent dat dit uit je eigen lichaam kwam en ze snel hebt weggespoeld in de hoop er nooit meer aan te worden herinnerd. Dat waren amandelstenen. Ze ontstaan in de amandelcrypten achter de keelamandelen, waar zich voedselresten, dode huidcellen en allerlei ander afval ophopen die gaan fermenteren. Het resultaat is het allersmerigste wat je lichaam kan voortbrengen (en dat wil wat zeggen). Ze zijn niet alleen weerzinwekkend, maar bovendien een bron van ontstekingen en ongemak. Ik heb er incidenteel last van en heb de dokter gevraagd mijn amandelen te onderzoeken. Hij liet me vervolgens weten dat het er ‘wemelt van de bacteriën’. Maar toen ik vroeg of ik ze niet beter kon laten weghalen, leek hij dat niet nodig te vinden. Hij zei dat ik daarna twee weken rust zou moeten nemen en ten minste zeven kilo zou afvallen, wat geen geslaagde manier is om mij op andere gedachten te brengen. Hoe, zo wil ik weten, kun je ook maar enigszins rustig blijven als dit in je keel gaande is? Zullen andere mensen het merken en me in een eventuele apocalyptische situatie achterlaten om in mijn eigen stenen te stikken?
6. Ik ben als de dood voor tinnitus. Dat onophoudelijke gepiep in je oor dat me gek zal maken, me uit mijn slaap zal houden en mijn gesprekken zal verstoren en waarvan ik het pesterige deuntje zelfs als ik genezen ben nog zal blijven horen. Als ik ’s nachts heel stil in bed lig kan ik me het geluid perfect voorstellen, als van een insect dat levend wordt gekookt.
7. Ik ben erg bang voor lampstof. Ik heb serieus te kampen met stof dat uit mijn lampen valt. Alles wat ik thuis onder een lamp leg, is binnen enkele minuten bedekt met een dikke laag stof. In dat verband kan ik ook melden dat mijn linkerneusgat nooit onverstopt is. De kno-arts heeft een keer met een piepklein zuigertje alle slijm uit mijn holtes gezogen. Drie uur lang ervoer ik vervolgens een verbetering van vijfenveertig procent in mijn kwaliteit van leven, toen was alles weer dichtgeslibd.
8. Ik vrees voor bijnieruitputting. Dat lijkt op chronische vermoeidheid, maar is niet hetzelfde. Westerse artsen geloven niet in bijnieruitputting, maar als je werkt en een mens bent, zal iedere holistische arts je vertellen dat je last hebt van bijnieruitputting. Het is in wezen een gevaarlijke vorm van extreme vermoeidheid die wordt veroorzaakt door ambitie en de moderne tijd. Bij mij is het heel erg. Lees er alsjeblieft over op internet. Jij hebt het ook.
9. De bovenkant van mijn tong is niet normaal. Hij ziet eruit als een striptekening van de maan. Dat kan gewoon niet goed zijn.
10. Ik ben bang dat ik onvruchtbaar ben. Mijn baarmoeder is daadwerkelijk iets naar rechts gekanteld, wat zou kunnen betekenen dat die een ongastvrije omgeving is voor een kind dat liever een rechttoe rechtaan soort baarmoeder wil. En dus zal ik overgaan tot adoptie, maar het zal niet zo’n prachtig, alle genetica trotserend liefdesverhaal zijn waarover je wel eens in People leest. De koter zal lijden aan niet gediagnosticeerd foetaal alcoholsyndroom. Hij zal me haten en hij zal onze hond vastspijkeren aan een plank.
NOT THAT KIND OF GIRL, Lena Dunham is uit bij Lannoo ISBN 978 90 290 9041 4 304 pagina’s € 19,95