‘Mag ik er twee kiezen? Enerzijds de ‘Faust’ van de Amerikaanse meubelkunstenaar Wendell Castle (1932-2018): een uniek stuk, gemaakt uit één stam essenhout. En anderzijds een handgemaakt stoeltje van een anonieme ambachtsman, gekocht in een brocantewinkeltje, maar evengoed uit één stuk hout gebeeldhouwd. Beide zitobjecten zijn uniek en zijn me evenveel waard, ook al kostte de Wendell Castle duizend keer meer. De twee meubels vertrekken vanuit hetzelfde savoir-faire, maar het resultaat is compleet anders. Ik gebruik beide stoelen dagelijks in mijn appartement. Maar nu staan ze even in Eleven Steens, waar ik een deel van mijn kunst- en stoelencollectie toon. Ik koop alleen unieke of zeldzame designstukken. Waarom zou je zoveel neertellen voor een stoel van Jean Prouvé, die bedoeld was om goedkoop en industrieel produceerbaar te zijn? Die stoelen dienden een sociaal doel, maar zijn nu zo duur dat ze elitair geworden zijn. Prouvé zou ervan walgen.’
‘Voor Albert Einstein, Charles de Gaulle en Pablo Picasso: mensen uit verschillende disciplines, die gegarandeerd uiteenlopende visies aan tafel zouden hebben. Tegelijk wil ik zeker ook een loodgieter, een caissière en een lerares uitnodigen, want zij zitten helaas nooit aan tafel met zulke beroemde mensen. We leven in een wereld die te veel is gestratificeerd. De verschillende lagen begrijpen elkaar niet goed, er is te weinig dialoog. Dus als ik een diner wil, moet die sociale mix goed zitten. Ik kom zelf uit een modest gezin. Op straat voetbalde ik met mijn Afrikaanse en Maghrebijnse vrienden. Ik was gedoemd om politieagent te worden, net als mijn vader en mijn broer. Maar door hard te werken en te studeren heb ik toch een mooie carrière kunnen uitbouwen. Ik heb alles gedaan om mijn legerdienst niet te moeten doen. Maar ik ben toch opgeroepen. Het werd de beste ervaring van mijn leven: in het leger liepen ondernemers rond, maar evengoed analfabeten. Daar leer je pas samenleven met mensen die anders zijn.’
‘Op kunstvlak zijn er twee zaken die me storen. Eén: de alomtegenwoordige ‘white cube’-musea en galeries, waarin alles zo aseptisch wordt dat er geen interactie meer is tussen de plek en de werken. En twee: de obsessie van curatoren om alles horizontaal op ooghoogte te hangen. Alsof er nergens anders op de muur iets interessants te zien kan zijn.’
‘Op die van God, als hij al zou bestaan, want ik ben atheïst. Als God barmhartig is, waarom laat hij dan zoveel ellende toe in de wereld?’