Kunt u nog nadenken op kantoor?
Van Homo Sapiens tot Homo Interruptus
Waar zijn wij mensen écht goed in? Dat moeten we volgens Google-topman Eric Schmidt dringend uitvissen, om de race tegen almaar slimmere computers te winnen. Het goede nieuws is: wij kunnen iets wat zij niet kunnen – creatief zijn. Het slechte nieuws is: zij laten ons daar nauwelijks de kans nog toe. Alleen al uw smartphone houdt om de haverklap uw brein bezet.
Techniek en design: Raphael Cockx - Video: Dirk Selleslagh - Illustraties: Filip Ysenbaert
Vrijheid is een kostbaar goed, maar op internet is het te koop voor amper zeven euro. Inclusief 60 dagen niet-tevreden-geld-terug-garantie. O heerlijk geflipte 21e eeuw.
Vrijheid is precies wat de app 'Freedom' in de aanbieding heeft. Mentale vrijheid, meer bepaald. Klankschalen komen er niet aan te pas, 'Freedom' doet iets veel prozaïscher dan dat. Het blokkeert gewoon de toegang tot internet. Zie ook concentratie-apps als 'SelfControl’, 'Isolator' en 'Think'. Ze doen denken aan Odysseus, die zichzelf aan zijn schip vastketende om de zang van de Sirenen te weerstaan. Nobelprijswinnaar Albert Camus, in zijn klassieker 'La Chute': 'Wie geen wilskracht heeft, heeft een methode nodig.'
Wie wél wilskracht heeft ook, blijkbaar. 'Ik had vijftien jaar geen pc op kantoor', vertelt topmanager Urbain Vandeurzen me. Opmerkelijk, voor een man die fortuin maakte met... software. Vandeurzen: 'De eerste jaren was ik met niets anders bezig. Maar toen we begonnen te groeien, moest ik m’n hoofd daarvoor vrijmaken. Dat ging niet zolang ik bedolven werd onder de emails. Mijn assistente volgde dat voor me op. En ik merkte dat ik meer tijd had dan collega-managers om rustig na te denken over de lange termijn.'
Zelfde verhaal bij de veel jongere Maarten Inghels - bouwjaar '88. Ook hij lijkt als literaire belofte een toonbeeld van discipline, met twee dichtbundels, twee non-fictieboeken en een roman op zijn 25ste. Maar ook hij heeft een methode. Hij schreef lang, zoals het hoort, op een zolderkamer met een laptop. Tegenwoordig doet hij het, zoals Honoré de Balzac 200 jaar geleden, met pen en papier op café. Inghels: 'Ik heb het ene cliché gewoon vervangen door het andere, vrees ik. Maar ik kon niet anders. Facebook, Twitter en email aten hele weken op.'
Verbijsterend
Neuropsychiater en consultant Theo Compernolle is niet verbaasd. Een tijd terug polste hij voorzichtig naar één en ander bij de honderden managers die hij coachte. Er moest hen zoveel van het hart dat zijn mailbox crashte. Meer dan duizend vragenlijsten kreeg hij ingevuld terug, niet zelden met begeleidend commentaar.
'De resultaten waren verbijsterend', zegt Compernolle. 'Een op de twee respondenten zei niet meer te kunnen nadenken op kantoor. Dat moet thuis, na de uren. Ik vroeg ook hoe vaak ze nog 45 minuten onafgebroken op één taak konden focussen. Voor de helft was dat maximaal twee keer per week. Voor 15 procent was dat één keer, voor nog eens vijftien procent nooit.' Hij pauzeert, schudt het hoofd. 'Dat is krankzinnig, natuurlijk. Zoveel mensen die blijkbaar nooit meer kunnen doen waarvoor ze betaald worden: hun hoofd gebruiken.'
Theo Compernolle is een man van drie carrières en net zo veel successen. Hij schreef bestsellers over stress ('Vriend en Vijand') en hyperactieve kinderen ('Zit Stil'). Hij doceerde aan de prestigieuze businesscholen Solvay, Vlerick en INSEAD. En hij heeft een bloeiend consultancybedrijf. Over de toppers die hij begeleidt lost hij niks - 'beroepsgeheim'. Maar de klanten van zijn workshops, 'een honderdtal per jaar', staan gewoon op zijn website: Barco, IKEA, Santander, GSK, BASF, L'Oréal - de lijst is lang.
Theo Compernolle ontvangt me in zijn statige herenhuis aan het park met de mooiste naam ter wereld - Het Jubelpark. Op de boekenplank van zijn bureau staat een illustratie uit een oud handboek. Het toont 'de hersenen van den mensch'. Ergens middenin is in goud een hartje ingekleurd. Er gaat een pijl naartoe: 'aanduiding van de ligging van het hart'. Daar klopte het, blijkbaar, lang geleden.
'Vroeger', zegt Theo Compernolle, 'dachten wetenschappers dat ons brein een mechanisch systeem was. Ze probeerden elk zintuig, elk gevoel, elke vaardigheid en elk orgaan te lokaliseren op een bepaalde plek. Nu weten we beter. Ons brein is geen machine, het is een systeem. Een netwerk van miljarden neuronen, met miljarden verbindingen. Die verbindingen, daar gebeurt alles.'
In dit bureau, met deze tekening op ooghoogte, zat Theo Compernolle de voorbije jaren na zijn lange uren nog vaak te tikken. 'BrainChains', heet de vrucht van die noeste arbeid. Een kloek zelfhulpboek voor breinwerkers. 'Science made simple', noemt hij het zelf. 'De hersenwetenschap staat nog voor veel raadsels. Er zijn nog een hoop Nobelprijzen te winnen. Mijn doel is: mensen die met hun hoofd werken een paar basics uitleggen. Een model aanreiken. En praktische tips.'
Eerstdaags verschijnt 'BrainChains' via Amazon. Eerst in het Engels - de taal van het gros van Compernolles workshops. In september volgt een Nederlandse vertaling, met als werktitel: 'Ontketen uw brein.'
'Hoe we ons breinwerk verkl*ten, zonder het te beseffen', stond lang bij wijze van subtitel op het manuscript. Want dat is precies wat we volgens Compernolle aan het doen zijn. Door te multitasken ('rampzalig') en door constant met een half oog op internet te zitten ('catastrofaal'). Op de finale cover van het boek is het woord met het sterretje vervangen door iets beleefders, maar de boodschap is dezelfde. Breinwerkers moeten het hoofd dringend weer helder krijgen, de geest geconcentreerd, de focus scherp.
Digital naives
Dat het daarmee vroeg of laat fout zou lopen, voorspelde Nobelprijswinnaar Economie Herbert Simon in 1971 al. 'Rijkdom aan informatie', waarschuwde hij, zou 'een tekort aan aandacht scheppen'. Hoe profetisch die woorden zouden blijken, kon zelfs hij niet vermoeden. In 2013 circuleerde naar verluidt 4 zettabyte aan informatie in cyberspace. Een cijfer met 21 nullen dat volgens sommige voorspellingen nog eens zal verdubbelen tegen eind 2015. Dat is geen rijkdom meer, dat is waanzin.
Het tekort aan aandacht valt veel moeilijker te meten. Hoe vaak kijken we, bijvoorbeeld, naar onze mobiele telefoons? De cijfers variëren. 150 keer per dag volgens sommige bronnen, 110 volgens andere, minder volgens nog andere. Hoe dan ook: zelfs de helft van 150 geeft nog altijd een gemiddelde van één keer om de twaalf minuten. 'En voor die berekening ga je uit van acht uur slaap, wat velen juist door die toestelletjes niet meer halen', zegt Theo Compernolle.
Hij distilleerde nog meer onthutsende cijfers uit de honderden studies die hij las. Studenten die hun eindexamen voorbereiden, vertelt hij, kunnen zich gemiddeld niet langer meer dan zes minuten concentreren op één taak. 'En dat is als ze weten dat ze geobserveerd werden. Als ze het niet weten, is het nog maar 2,3 minuten.' Niet-studenten doen beter - maar niet veel. 'Gemiddeld doen breinwerkers tien taken tegelijk, maar nooit langer dan twaalf minuten. Het fameuze multitasken. Zal ik u eens met een heel simpel testje tonen wat het resultaat daarvan is?'
Theo Compernolle schuift me een blad en een stift toe, en grijpt naar een chronometer. En dan gebeurt er dit:
'Dát', zegt Theo Compernolle, 'is dus het effect van multitasken. Productiviteitsverlies en fouten. Maar maak je geen zorgen. Dat is het effect bij iederéén. Man-vrouw, jong-oud, maakt niet uit. Het is een fabeltje dat digital natives beter doen. In mijn boek noem ik ze een beetje provocerend digital naives, omdat ze maar een heel oppervlakkige kennis hebben van de ICT die ze gebruiken. Ze geen idee hebben wat dat continue switchen tussen taken aanricht in hun brein.'
'En dit is maar een heel simpel testje. Kun je je inbeelden wat het effect is als je dit een hele dag doet, met taken die meer om het lijf hebben dan dit? En kun je je voorstellen wat er gebeurt als je daarbij ook nog eens om de drie minuten een email, een sms of een tweet hoort binnenkomen, van jezelf of van je collega's? En dat is geen fictief cijfer, voor alle duidelijkheid. Zoveel is het gemiddeld. Alleen al het geluid van een email of sms, dat onnozele plingetje, is genoeg voor twee minuten concentratieverlies'

Zo'n plingetje van een binnenkomende email, legt Compernolle uit, werkt in op ons oudste, meest primitieve breinsysteem. Het 'reflexbrein', noemt hij het.
'Op een paar van die oerreflexen, die miljoenen jaren evolutie héél diep hebben ingesleten, spelen al die plingetjes dus in. Pop-ups ook, trouwens. Ons brein reageert héél alert op dingen die plots in ons gezichtsveld verschijnen. Gelukkig maar. Zonder die reflexen zouden we binnen de kortste keren op spoedgevallen belanden.'
Homo interruptus
Ons denkvermogen - de 'sapiens' in 'homo sapiens', zeg maar - situeert Theo Compernolle in twee andere breinsystemen. 'Parallel met ons miljoenen jaren oude reflexbrein', doceert hij, 'zijn in ons brein twee andere systemen actief. Het ene noem ik het 'reflecterende brein', het andere het 'archiverende brein'. Dat zijn de breinsystemen die ons onderscheiden van de dieren. Evolutionair zijn ze veel jonger - een paar honderdduizenden jaren oud, maar. Ze zijn gesofisticeerder, en daardoor ook veel trager.'
'Het is weergaloos dat ons brein dat kan, maar zoals je daarnet zelf ondervonden hebt: we kunnen maar goed focussen op één ding tegelijk. Focussen, zeg ik wel. Voor dingen die we op de duur onnadenkend kunnen - omdat we ze vaak doen, of omdat we ze trainen - ligt dat anders. Topchefs, éijvoorbeeld, kunnen én koken én presenteren. Omdat ze maar op één ding moeten focussen: het presenteren. Het koken kunnen ze, door jarenlange training, delegeren aan de automatische piloot van het reflexbrein.'
'Maar multitasken, geconcentreerd met twee of meer taken tegelijk bezig zijn, dat gaat dus niet. Het bestáát zelfs niet. Het is een illusie. Wat we eigenlijk doen, als we het toch proberen, is 'taskswitchen'. We verplichten ons brein om bliksemsnel te schakelen van de ene taak naar de andere. Waarbij we de taken afwisselend in een soort 'werkgeheugen' worden opgeslagen, precies zoals een computer dat doet.'
'Het resultaat daarvan heb je daarnet gezien, bij ons testje. Je betaalt een prijs. Het duurt veel langer. Je begint fouten te maken. Je geraakt vermoeid. Zeker als je het constant probeert. En hoe vermoeider we zijn, hoe meer ons primitieve, dierlijke reflexbrein het van ons denkende brein overneemt. Wist je, bijvoorbeeld, dat we 's ochtends meer ethische beslissingen nemen, als we ons reflecterend brein een goede nachtrust hebben gegund? Dat blijkt uit onderzoek.'
De always on-cultuur werkt multitasken in de hand. We navigeren van venster naar venster, van laptop naar tablet en smartphone, en weer terug. 'Maar niet computers, wij zijn het probleem', benadrukt Theo Compernolle. 'Geloof me: we willen niét terug naar de fichebakken en de ponskaarten. Ik heb daarmee nog gewerkt toen ik research deed voor mijn doctoraat. Drie dagen zoeken naar een boek, of een artikel, en er dan vervolgens drie weken op wachten: dát was pas onproductief.'
'ICT, internet, en Google, zijn een geschenk. Maar we moeten er ons opnieuw van bewust worden dat het belangrijkste werk híér gebeurt, tussen onze oren. En: wij moeten de baas worden van onze machientjes. Nu is het vaak omgekeerd.’
De gevolgen zijn er. De homo sapiens is een homo interruptus geworden, een onderbroken mens. We leven, denken en werken staccato. Op kantoor zouden collega's de grootste bron van onderbrekingen zijn. Emails en sms'en vallen te negeren - bij mensen ligt dat delicater. Elke 12,4 minuten worden breinwerkers onderbroken, schreef de The Wall Street Journal onlangs. Dat is vijf keer per uur, 40 keer per dag, 200 keer per week.
Een onderbreking van zelfs maar 2 seconden verdubbelt de kans op fouten daarna, meldde de krant. Zelfs bij taken die volkomen idiot proof lijken, zoals twee letters intikken. Na een onderbreking wordt een taak gemiddeld pas na 25 minuten en 26 seconden hervat. Voor complexe taken duurt het tot vijftien minuten om weer in de 'flow' te geraken, zoals dat dan heet.
Maar intussen zitten veel breinwerkers wél acht uur per dag in galmhallen. Met telefoon- en andere gesprekken in surround stereo van zeven kantooreilanden ver. Het zorgt ervoor, blijkt uit onderzoek, dat 63% van alle taken in open kantoren onderbroken wordt.
'Open kantoren zijn pure waanzin voor ons brein', zegt Theo Compernolle. 'Architecten wéten dat. Maar veel bedrijfsleiders zien alleen het kostenplaatje. Ze zetten zo veel mogelijk werknemers in zo weinig mogelijk kubieke meters. Dat is echt een ramp. Ik heb daarover een tekst op mijn site gezet die iedereen gratis mag downloaden en rondmailen. Om het debat te starten. Als de arbeiders 100 jaar geleden niet tegen de stank en het lawaai in de fabrieken waren beginnen te protesteren, zaten ze daar nu nog, hé.'

En lang niet alleen op kantoor wordt de homo interruptus constant onderbroken. Ook elders. Hij onderbreekt ook voortdurend zichzelf. Op restaurant, in de bioscoop, in de wagen, in bad, in bed: overal zie je mensen met hun smartphones in de weer - zelfs aan urinoirs. Volgens Linda Stone, voormalig executive van Microsoft en Apple, leven we in een tijdperk van 'continue partiële aandacht'. Ze ziet het als een neveneffect van ons verlangen om mee te tellen, ook op het wereldwijde web. 'Bezig zijn, verbonden zijn, is leven, erkend worden, ertoe doen', schrijft ze.
Alessandro BariccoDe Italiaanse auteur Alessandro Baricco filosofeert er een eind over weg in zijn spraakmakende essaybundel 'De Barbaren'. 'Sommige hersenen', schrijft hij, 'gingen anders denken' sinds de opkomst van internet. Niet langer in de diepte - in de breedte. Van click naar click. De homo interruptus, met zijn gefragmenteerde aandacht, ziet hij als de 'ontluikende mutant' van een nieuwe mensensoort. 'Als hij vertraagt, valt hij om. Hij heeft constante beweging nodig om de indruk te hebben dat hij ervaring opdoet.' Moveo ergo sum.
Maar wat met het cogito? Dat dreigt verstikt te raken, waarschuwt Theo Compernolle. Hij heeft het niet over 'continue partiële aandacht', maar 'continue gebroken aandacht'. Het woord 'partieel', zegt hij, 'geeft ten onrechte de indruk dat we onze aandacht kunnen verdelen. Dat is niet zo.' Schermpjes vragen focus. Al dat ge-swipe, gevinger, geklik en gestaar vergt breinbandbreedte. Het verhindert onze hersenen om datgene te doen waarin ze het meest excelleren: nadenken. En nog iets belangrijks: nietsdoen. Ogenschijnlijk, toch.
Compernolle: 'Heb je dat weleens gehad, dat je 's avonds in de auto, op weg naar huis, een beetje zat te suffen en dat je plots - BAM! - een geweldig inval kreeg? Wel: dat is ons brein op z'n best. En het is geen toeval dat het net dán gebeurt. Als we ons brein rust gunnen, al is het maar een paar seconden, begint het te processen. Dan verwerkt het de miljarden bits en bytes aan informatie, en legt het nieuwe verbanden.'
'Dat doet 'het archiverend breinsysteem' dat ik daarnet al even vernoemde.
Eureka!
Ook als we dagdromen, verwerken onze hersenen rustig al onze indrukken. Dat dagdromen, dat doet ons brein van nature de helft van de tijd, schrijft psycholoog Daniel 'EQ' Goleman. Hij werd wereldberoemd met het boek 'Emotionele Intelligentie' dat al in meer dan 40 talen verscheen. Binnenkort komt daar het Marathi bij, een van de 23 officiële talen van India. ('Het wordt steeds exotischer'). In zijn jongste boek 'Aandacht' vraagt Goleman aandacht voor, welja, aandacht. En houdt hij een lofrede voor het dagdromen - ópen bewustzijn.
'In zekere zin is dagdromen de default-instelling van ons brein', legt hij me uit aan de telefoon. 'Het is de beste instelling om creatief te zijn, of tot nieuwe inzichten te komen. De annalen van de wetenschap staan vol voorbeelden van mensen die al dagdromend de oplossing vonden voor vraagstukken waarover ze zich al jaren het hoofd braken. Ze lieten hun hond uit, of ze stonden onder de douche, en plots was er: die doorbraak, dat onverwachte inzicht.' Archimedes riep voor het eerst 'eureka!' - 'ik heb het gevonden' - in bad. Maar zelfs daar gaat de smartphone tegenwoordig mee.
De 21ste eeuw, met zijn bombardement aan emails, tweets en sms'en, gijzelt onze dagdromende, creatief dwalende geest, zegt Goleman. Dat Steve Jobs, de Edison van de IT-revolutie, bekend stond voor zijn lange wandelingen in de heuvels rond Silicon Valley, kan haast geen toeval zijn. 'Wellicht kreeg hij zo hun beste ideeën'. Maar zulke mijmertijd, benadrukt Goleman, hoeft geen privilege van de leading class te zijn, die opmerkelijk vaak gaat fietsen, lopen en/of 'denkdagen' in zijn agenda laat blokkeren.
Daniel Goleman'Ga voor jezelf eens na hoeveel uur per dag je verspilt aan videospelletjes, of Facebook', raadt hij aan. 'Iedereen kan zo twintig minuten vinden om in alle rust een wandelingetje te maken en niets in het bijzonders te doen.' Dat zal nodig zijn, zegt Goleman, die een uitnodiging kreeg om een en ander ta gaan toelichten op het Wereld Economisch Forum in Davos - maar verhinderd was. 'Naarmate kenniswerk belangrijker wordt in onze economie, zullen brein- en aandachtmanagement dat ook worden.'
Hoe belangrijk? Dat lezen we tussen de regels bij economen Erik Brynjolfsson en Andrew McAfee van het prestigieuze Massachusetts Institute of Technology. In hun pas verschenen, spraakmakende boek 'The Second Machine Age' staan ze stil bij de race tussen mensen en computers, die almaar meer jobs overnemen – ook kennisjobs. Ze worden nooit moe, krijgen geen hoofdpijn, en blijven 24/7 hypergefocust. En ze vragen geen loonsopslag of bedrijfswagens. 'Er is een race bezig tussen computers en mensen;, zei Google-topman Eric Schmidt op het Wereld Economisch Forum in Davos. 'Mensen moeten die winnen.'
Wat is ons comparatieve voordeel dan nog, zoals economen dat dan noemen? Wat kan ons oude, feilbare brein, dat almaar slimmere computers niet kunnen – of nóg niet? 'Ideation', schrijven Brynjolfsson en McAfee. 'Nieuwe ideeën ontwikkelen', verduidelijkt die laatste aan de telefoon. 'Het lijkt een unieke skill te zijn van mensen om met goeie ideeën op de proppen te komen. Ik heb nog nooit een computer gezien die daar goed in was, of zelfs maar in de búúrt van kwam.'
Ideeën aan computers overlaten, klinkt het in 'The Second Machine Age', lijkt op 'het digitale equivalent van een hypothetische kamer vol apen, die een miljoen jaar in het wilde weg op schrijfmachines hameren, en zelfs dán nog niet één stuk van Shakespeare kunnen reproduceren.' Het echoot wat de invloedrijke Amerikaanse denker Richard Florida al jaren zegt en schrijft. De brandstof van vooruitgang in het algemeen, en de 21ste eeuwse economie in het bijzonder, zijn ideeën. 'Niet alleen technologie of informatie, maar menselijke creativiteit.'
Sprinkhaanperspectief
Creativiteit, dus. Om daar weer breinbandbreedte voor te vrij te maken, heeft Theo Compernolle een simpel gebod bedacht, dat op een screensaver past: 'Disconnect to Reflect'. Zieltjes winnen is geen probleem, zegt hij. Zieltjes bekeren blijkt moeilijker. Nochtans klinken de aanbevelingen simpel en vanzelfsprekend:
'Veel topmanagement is overspannen', zegt Compernolle. 'En daar maak ik me zorgen over. Zelfs op denkdagen voel ik de stress. Pauze, en hup: iedereen is aan het sms'en en mailen. Je bent dan wel offsite, zoals dat dan heet, maar iedereen heeft de site gewoon in zijn binnenzak zitten.'
'Topmanagers zijn mensen die een helikopterperspectief zouden moeten hebben, maar door al dat gemail en ge-sms wordt dat veeleer... een sprinkhaanperspectief. Hop, hop, hop. Van de ene email naar de andere. Alleen: zonder loskoppelen geen nieuwe strategische inzichten, laat staan geniale ideeén. Pas als we onze hersenen tijd en ruimte geven, gaat de lamp branden.'
'De prefrontale cortex die oplicht als een kermisplein.' Zo omschrijft de briljante Ierse brompot Michael Foley het in zijn boek 'Absurde overvloed'. 'Een inzicht', schrijft hij, 'zowel van onszelf als van iemand anders, is een glorieuze gloeiende flits die het brein en het universum, het zelf en de wereld, het verleden en de toekomst, maar bovenal het sublieme heden doet oplichten.'
Fiat lux.
Dit is het eerste artikel in de reeks 'Modern Minds', die delft naar de grondstof van de kenniseconomie: ons brein. Hoe worden en werden we de slimste? En hoe blijven we het, nu de race met razend intelligente machines begonnen is? Volgende week: Waar zit uw wiskundeknobbel?.