opinie

Van een centraler aangestuurd onderwijs worden onze kinderen niet slimmer

Professor onderwijseconomie KU Leuven

De eerste ontwerpen van een Vlaams regeerakkoord voorzien in meer centrale sturing van scholen. Landen die daar al kennis mee hebben gemaakt, hebben ondervonden dat het geen oplossing is voor problemen, schrijft onderwijseconoom Kristof De Witte.

In Vlaanderen zijn we niet bang van initiatief en geloven we dat ‘plus est en nous’. We zijn een regio die van zijn centrale ligging, gedreven stakeholders en internationale aantrekkingskracht zijn sterkte heeft gemaakt. Door stevig in te zetten op innovatie en investeringen in talent werden we een Europese koploper. We zijn een regio met een sterk en geëngageerd middenveld, wat polarisatie vermindert.

  • De auteur
    Kristof De Witte is professor onderwijseconomie aan de KU Leuven.
  • De kwestie
    De eerste ontwerpen van een Vlaams regeerakkoord voorzien in meer centrale sturing van scholen en willen de instroom van buitenlandse studenten beperken.
  • De conclusie
    In een te sterk gereguleerd systeem wordt creativiteit gesmoord en wordt onderwijs een speelbal van partij-ideologie en van een steriel eenheidsworstdenken. En de baten van de internationalisering in het hoger onderwijs zijn groter dan de kosten.
Advertentie
Advertentie

De contouren van het nieuwe Vlaamse regeerakkoord suggereren dat dat op de helling staat, en dat de politiek het beter weet dan wij allemaal samen. Toch zeker voor onderwijs, het domein bij uitstek dat onze welvaart en ons welzijn voor morgen bepaalt. Ik licht er twee voorbeelden uit: de vrijheid van onderwijs en de internationalisering van het hoger onderwijs.

Inmenging

In de eerste ontwerpen van het Vlaamse regeerakkoord lijkt de autonomie van scholen onder druk te staan. Terwijl onderwijsinstellingen traditioneel vrij waren hun eigen koers te varen, wordt nu in meer centrale sturing vanuit de overheid voorzien. Middenveldactoren zoals de Vlaamse Onderwijsraad of de onderwijskoepels, die altijd een cruciale rol speelden in de ontwikkeling van ons onderwijs, worden zoveel mogelijk gemarginaliseerd. Dat baart grote zorgen, vooral omdat die richting ingaat tegen recente adviezen van commissies die de minister van Onderwijs zelf heeft ingeschakeld, zoals de Commissie van Wijzen en de Commissie Beter Onderwijs.

Onderwijs wordt dag in dag uit samen gemaakt door gedreven en vakinhoudelijk sterke leraars, directies met een heldere visie en schoolbesturen die de bakens uitzetten en generaties leerlingen enthousiasmeren om boven zichzelf uit te stijgen. Die actoren doen dat niet alleen. Het is een constant zoeken naar subsidiariteit, waarbij we moeten nagaan wat beter lokaal kan en waar we beter samenwerken op een hoger niveau. Welk deel van de visie is heel schoolspecifiek en wat kunnen we samen met andere scholen uitdragen? Onderwijsactoren zoeken elkaar op in middenveldorganisaties en denken samen na over nieuw beleid.

Innovatieve concepten die een antwoord bieden op maatschappelijke uitdagingen ontstaan niet in sterk gestuurde organisaties. Ze komen voort uit instellingen die de vrijheid hebben om te vernieuwen.

De vrijheid van onderwijs is terecht een grondwettelijke waarborg die de autonomie van scholen en onderwijsinstellingen beschermt tegen al te veel inmenging van buitenaf. Het is die vrijheid die innovatie stimuleert en zorgt voor een dynamisch onderwijssysteem dat kan inspelen op de behoeften van de samenleving. Het PISA-onderzoek wijst uit dat autonomie een essentiële factor is in het verbeteren van de onderwijskwaliteit en de leerprestaties.

De verschuiving naar meer centrale sturing is zorgwekkend. Landen die daarmee kennis hebben gemaakt, hebben tot hun scha en schande ondervonden dat het geen oplossing is voor problemen. Integendeel. Hoewel vaak wordt aangevoerd dat het ten dienste staat van efficiëntie en gelijke kansen, ondermijnt het in werkelijkheid de ruimte voor bottom-up initiatieven. Innovatieve concepten die een antwoord bieden op maatschappelijke uitdagingen ontstaan niet in sterk gestuurde organisaties. Ze komen voort uit instellingen die de vrijheid hebben om te vernieuwen en te ondernemen op basis van een doordacht, juist ingebed project. In een te sterk gereguleerd systeem wordt die creativiteit gesmoord en wordt onderwijs een speelbal van partij-ideologie en van een steriel eenheidsworstdenken. Niet voor niets is de inperking van de vrijheid van onderwijs het eerste wat gebeurt in meer autocratische regimes.

Advertentie

Buitenlandse studenten

Een tweede voorbeeld van hoe de Vlaamse onderhandelaars onze welvaart in gevaar dreigen te brengen, is de enge focus op Nederlands in het hoger onderwijs, en bij uitbreiding op het internationaliseringsdebat. Buitenlandse studenten, doctorandi en professoren nemen ons werk niet af en vormen geen nettokostprijs voor de overheid. Integendeel, ons onderzoek toont dat ze een grote maatschappelijke meerwaarde bieden. De economische baten van studenten hoger onderwijs die zich inschrijven voor voltijdse programma’s overtreffen 2,6 tot 3,3 keer de kosten. Ze worden hier aanjagers van innovatie, zoals hun betrokkenheid bij Vlaamse bedrijven en start-ups dag in dag uit illustreert.

Bovendien levert de internationalisering onder andere ook een grotere uitstraling van onze universiteiten, diepere handelsrelaties, meer culturele verwevenheid, beter onderzoek op. Internationale studenten en collega’s vormen de gist in het brood dat we bakken. Ze zorgen ervoor dat we allen beter worden en boven onszelf uitstijgen. Laat ook de politici die werken aan het regeerakkoord boven zichzelf uitstijgen en niet bang zijn van andere ideeën en internationale verrijking.

Advertentie
Gesponsorde inhoud